Arrest inhoud

1 april 2011

Eerste Kamer

10/04708

AS/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Verzoeker],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen.

Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak met rekestnummer 464325/FT-RK 10.1279 van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2010,

b. het arrest in de zaak 200.073.144/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 19 oktober 2010.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit

arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep, althans en in ieder geval tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Ingevolge art. 292 lid 5 in verbinding met lid 3 F. kan tegen het onder 2 aangeduide arrest beroep in cassatie worden ingesteld binnen acht dagen, te rekenen van de dag van de uitspraak. De cassatietermijn verstreek op 27 oktober 2010. Het verzoekschrift is op 28 oktober 2010 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen, zodat het cassatieberoep te laat is ingesteld. Verzoeker zal derhalve in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 april 2011.