ECLI:NL:HR:2005:AT5754 - Hoge Raad - 5 december 2005
Arrest
Arrest inhoud
6 december 2005
Strafkamer
nr. 03392/04
AGJ/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 mei 2003, nummer 23/001815-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 28 november 2000 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 1 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 2. "overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994", 3. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken" en 4. "verduistering" veroordeeld tot achttien weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met terugwijzing of verwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof niet aan de wettelijke voorschriften heeft voldaan door alleen een "extract-arrest" op te maken dat niet de tenlastelegging, de bewezenverklaring en de strafmotivering bevat.
3.2. Voor wat de bestreden uitspraak betreft is aan de Hoge Raad slechts toegezonden een "extract-arrest", waarin alleen zijn opgenomen de kwalificaties van de bewezenverklaarde feiten, de data waarop en de plaatsen waar zij zijn begaan, de toepasselijke wetsartikelen en het dictum.
3.3. Het verzuim van het Hof een arrest op te maken dat voldeed aan de hier ingevolge art. 415 Sv toepasselijke wettelijke eisen, in het bijzonder die van art. 365a in verbinding met art. 138b Sv, heeft betrekking op een wezenlijke vorm van het strafproces zodat het nietigheid van de bestreden uitspraak oplevert, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd (vgl. HR 24 mei 2005, LJN AT2980). Het middel is dus in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak voorzover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 6 december 2005.
Mr. Thomassen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.