ECLI:NL:HR:2003:AN7091
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
9 december 2003
Strafkamer
nr. 00958/01 B
HJH/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking, als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4, van het Wetboek van Strafrecht, van de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 14 maart 2001, nummer RK 01/31, met betrekking tot een voorwerp inbeslaggenomen onder:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
1.1. De Rechtbank heeft de in haar beschikking omschreven 1 STK Personenauto, BMW KL blauw, PV-/Depnr. 00007462 aan het verkeer onttrokken verklaard.
1.2. De bestreden beschikking is aan deze beschikking gehecht.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. D. de Jong, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank heeft geoordeeld dat de onder de betrokkene in beslag genomen, hem toebehorende, auto op grond van art. 36d Sr aan het verkeer onttrokken kan worden verklaard terwijl de Rechtbank niet heeft vastgesteld dat de betrokkene dader of verdachte was als in die bepaling bedoeld, althans dat de Rechtbank haar beschikking op dit punt ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene een auto voorhanden heeft gehad waarin een vals chassisnummer is aangebracht. De Rechtbank had de onttrekking aan het verkeer derhalve dienen te gronden op art. 36c, aanhef en onder 2°, Sr. De Hoge Raad leest de bestreden beschikking met verbetering van de grondslag in de hiervoor vermelde zin, waardoor aan het middel de feitelijke grondslag komt te ontvallen.
3.3. Het middel kan dus niet tot cassatie leiden.
4. Beoordeling van het eerste middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat de Rechtbank heeft miskend dat onttrekking aan het verkeer in het onderhavige geval slechts kon volgen indien het desbetreffende voorwerp in verband staat met een strafbaar feit - hier het aanbrengen van een vals chassisnummer - waarop de Nederlandse strafwetgeving van toepassing is. Ter gelegenheid van de behandeling in raadkamer is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het desbetreffende feit hoogstwaarschijnlijk in België zou zijn begaan en dat Nederland terzake geen rechtsmacht heeft. De Rechtbank heeft, aldus het middel, dat verweer niet, althans onvoldoende gemotiveerd weerlegd.
4.2. Blijkens de bestreden beschikking heeft de Rechtbank, voorzover nu van belang en zakelijk weergegeven, het volgende overwogen:
-
de personenauto, merk BMW, waarvan de Officier van Justitie de onttrekking aan het verkeer vordert, behoort toe aan de betrokkene en is bij hem aangetroffen bij het onderzoek naar strafbare feiten op het gebied van fraude en bedrog waarvan hij werd verdacht;
-
de auto is voorzien van een vals chassisnummer, zijnde een merk als bedoeld in art. 219 Sr;
-
gebleken is dat weliswaar "vervolging had kunnen worden ingesteld voor deze rechtbank, doch dat dit niet meer zal geschieden";
-
aangezien dergelijke "omgekatte" auto's kunnen dienen tot de belemmering van de opsporing van fraude en bedrog ten aanzien van auto's, is het ongecontroleerde bezit van de onderhavige auto in strijd met de wet en/of het algemeen belang zodat de vordering tot onttrekking aan het verkeer kan worden toegewezen.
4.3. De Rechtbank heeft aldus de onttrekking aan het verkeer van de personenauto gelast bij afzonderlijke beschikking als bedoeld in art. 36b, eerste lid aanhef en onder 4º, Sr. Ingevolge art. 552f, eerste lid, Sv is zij tot het geven van een dergelijke beschikking bevoegd indien het strafbare feit voor de Rechtbank had kunnen worden vervolgd.
4.4. De Rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat het in deze zaak kan gaan om het strafbare feit van art. 219 Sr. Een chassisnummer, zijnde het fabrieksnummer of het daarvoor in de plaats tredende nummer dat krachtens wettelijk voorschrift op het onderstel, of indien geen onderstel aanwezig is, op het motorvoertuig moet zijn aangebracht, is immers aan te merken als een "merk" in de zin van art. 219 Sr (vgl. HR 11 oktober 1983, NJ 1984, 111). Hij, die dat merk vervalst of valselijk een merk aanbrengt met het oogmerk om het motorvoertuig te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof het daarop geplaatste merk echt en onvervalst is, pleegt het misdrijf van art. 219 Sr.
4.5. In de overweging dat ter zake van het onderliggende strafbare feit een vervolging voor de Rechtbank had kunnen worden ingesteld, ligt besloten dat de Rechtbank de stelling van de betrokkene dat de auto in België van het valse chassisnummer is voorzien, als niet aannemelijk terzijde heeft gesteld. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en kan als van feitelijke aard in cassatie niet verder worden getoetst. Het middel faalt derhalve.
5. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
6. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
7. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2003.