Arrest inhoud

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 februari 2000, nummer R99/00294, op een beroepschrift van:

[betrokkene], wonende te [woonplaats].

Het Hof heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het door [betrokkene] ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 13 oktober 1999, waarbij [betrokkene] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn, in een zaak welke wordt behandeld krachtens de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften gedane, verzoek tot wraking van de Kantonrechter te Beetsterzwaag.

Het beroep is op de wijze als voorzien in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) ingesteld door de betrokkene. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd primair tot niet-ontvankelijkheid van de poging het rechtsmiddel van beroep in cassatie aan te wenden, subsidiair tot niet-ontvankelijkheid van het ingestelde beroep.

De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de betrokkene op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3.1. De betrokkene heeft in een beroepsprocedure als bedoeld in art. 9 WAHV een wrakingsverzoek ingediend. Op de behandeling van dit verzoek zijn krachtens art. 12a WAHV de art. 512 t/m 519 Sv van overeenkomstige toepassing.

3.2. De Rechtbank heeft de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het wrakingsverzoek. Na hiertegen door de betrokkene ingesteld hoger beroep, heeft het Hof in de bestreden beschikking zich onbevoegd verklaard.

3.3. Volgens het in deze zaak van overeenkomstige toepassing zijnde art. 515, vijfde lid, Sv staat tegen de beslissing op het verzoek om wraking geen rechtsmiddel open. Hieruit volgt dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier M.I. Veldt-Foglia, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2001.