Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1996:ZC2163

Arrest

ECLI:NL:HR:1996:ZC21634 oktober 1996Deze uitspraak is in 5 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[verzoeker],wonende te [woonplaats],VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: Jhr Mr J.L.R.A. Huydecoper,

t e g e n

[verweerder], handelende onder de naamDRUKKERIJ "[A]",wonende te Amsterdam,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr P.W. Malherbe.

Met een op 28 december 1994 ter griffie van het Kantongerecht te Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft thans verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - zich gewend tot de Kantonrechter aldaar met verzoek:

primair: hem niet ontvankelijk te verklaren om reden dat de door hem van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - gehuurde bedrijfsruimte aan de [a-straat 1] te Amsterdam dient te worden beschouwd als bedrijfsruimte in de zin van art. 7A:1624 BW en de Huurwet te dezer zake mitsdien niet van toepassing is;

subsidiair: de termijn, waarin de verplichting van [verweerder] om na het einde van de huur voormelde onroerende zaak te ontruimen, te schorsen en te verlengen tot een jaar, derhalve tot 1 november 1995.

[verzoeker] heeft het verzoek bestreden en zijnerzijds verzocht [verweerder] niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek .

De Kantonrechter heeft bij beschikking van 4 april 1995 de termijn voor ontruiming van de litigieuze bedrijfsruimte tot 1 november 1995 verlengd.

Tegen deze beschikking heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.

Bij beschikking van 11 oktober 1995 heeft de Rechtbank voormelde beschikking van de Kantonrechter vernietigd, en, opnieuw rechtdoende, [verweerder] niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek op grond van art. 28d Huurwet.

De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

3.2 De Kantonrechter heeft laatstgenoemde stelling verworpen en geoordeeld dat de Huurwet van toepassing is. Zij heeft de termijn voor ontruiming van het gehuurde verlengd tot 1 november 1995. De Rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door [verweerder] gehuurde ruimte moet worden gekwalificeerd als bedrijfsruimte in de zin van art. 7A:1624 lid 2; zij heeft [verweerder] alsnog niet ontvankelijk verklaard in zijn op art. 28__d__ Huurwet gegronde verzoek.

De Rechtbank heeft zulks hierop gegrond dat in de drukkerij van [verweerder] in ieder geval een "plek" is ingeruimd waar hij klanten te woord kan staan. Daaraan heeft de Rechtbank toegevoegd: "Dat dit contact niet in een aparte daartoe ingerichte ruimte maar in de drukkerij zelf plaatsvindt, doet daaraan niet af".

Het middel is gericht tegen de beslissing van de Rechtbank en de gronden waarop zij berust.

3.3 Het middel gaat uit van de opvatting dat in een geval als het onderhavige voor de kwalificatie als bedrijfsruimte in de zin van art. 7A:1624 lid 2 niet beslissend is of de verhuurde ruimte de mogelijkheid biedt om klanten te ontvangen dan wel contact met klanten te onderhouden, maar dat beslissend is of de onderneming van dien aard is dat het publiek zich daadwerkelijk en in relevante mate bij de onderneming vervoegt voor de rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening.

Wil sprake zijn van "een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening" in de zin van art. 7A:1624 lid 2, dan is niet vereist dat in het gehuurde een als zodanig kenbare inrichting aanwezig is om klanten te ontvangen, maar is voldoende dat een verkooppunt voor het publiek aanwezig is (HR 6 februari 1987, NJ 1987, 979) . Tekst, geschiedenis, noch strekking van de bepaling wettigen om daarenboven te vergen dat het publiek zich ook daadwerkelijk bij dat verkooppunt vervoegt, laat staan de met de rechtszekerheid onverenigbare voorwaarde te stellen dat zulks "in ook in verhouding tot de overige bedrijfsactiviteiten relevante mate" doet. Het stellen van eerstvermelde eis zou aan een beginnend ondernemer gedurende een zekere aanloopperiode de door de bepalingen omtrent de huur van bedrijfsruimte voorziene bijzondere bescherming onthouden. Om misbruik te keren is voldoende te aanvaarden dat, indien overigens aan de eisen van voormelde bepaling is voldaan, eerst dan niet van de aanwezigheid van een verkooppunt in voormelde zin sprake is, wanneer komt vast te staan dat elke bedoeling van de ondernemer het aan het publiek mogelijk te maken hem in het gehuurde op te zoeken ontbreekt. In de in 3.2 weergegeven overwegingen van de Rechtbank ligt voldoende duidelijk besloten dat naar haar oordeel in dit geval van dit laatste geen sprake is. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.

veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 470, - - aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren Roelvink, Mijnssen, Heemskerk en Herrmann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 4 oktober 1996.