Artikel 290 (Toepassing en definitie huur bedrijfsruimte)
1. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op huur en verhuur van bedrijfsruimte.
2. Onder bedrijfsruimte wordt verstaan:
a. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, die krachtens overeenkomst van huur en verhuur is bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is; b. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan die krachtens zulk een overeenkomst bestemd is voor de uitoefening van een hotelbedrijf; c. een onroerende zaak die krachtens zulk een overeenkomst is bestemd voor de uitoefening van een kampeerbedrijf.
3. Tot de in lid 2 bedoelde bedrijfsruimte worden ook gerekend de onroerende aanhorigheden, de bij het een en ander behorende grond en de, mede gelet op de bestemming van die bedrijfsruimte, afhankelijke woning.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2002. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op huur en verhuur van bedrijfsruimte.
Dit betekent letterlijk dat de regels die in deze specifieke afdeling van de wet staan, gelden voor overeenkomsten die betrekking hebben op het huren en verhuren van bedrijfsruimte.
2. Onder bedrijfsruimte wordt verstaan:
Dit lid geeft aan wat er onder het begrip 'bedrijfsruimte' wordt begrepen in de context van deze afdeling.
a. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, die krachtens overeenkomst van huur en verhuur is bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is;
- een kleinhandelsbedrijf (winkel),
- een restaurant- of cafébedrijf,
- een afhaal- of besteldienst, of
- een ambachtsbedrijf. Een voorwaarde is dat er in de gehuurde ruimte een voor het publiek toegankelijke plaats moet zijn waar direct roerende zaken worden geleverd of diensten worden verleend.
b. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan die krachtens zulk een overeenkomst bestemd is voor de uitoefening van een hotelbedrijf;
Dit subonderdeel stelt dat onder bedrijfsruimte ook een gebouwde onroerende zaak of een deel daarvan valt die, op basis van een dergelijke huurovereenkomst, bestemd is voor de exploitatie van een hotelbedrijf.
c. een onroerende zaak die krachtens zulk een overeenkomst is bestemd voor de uitoefening van een kampeerbedrijf.
Dit subonderdeel voegt toe dat ook een onroerende zaak die, op basis van een dergelijke huurovereenkomst, bestemd is voor de exploitatie van een kampeerbedrijf, als bedrijfsruimte wordt beschouwd.
3. Tot de in lid 2 bedoelde bedrijfsruimte worden ook gerekend de onroerende aanhorigheden, de bij het een en ander behorende grond en de, mede gelet op de bestemming van die bedrijfsruimte, afhankelijke woning.
- de onroerende aanhorigheden (zaken die bij de hoofdzaak horen, zoals een schuur bij een boerderij die als bedrijfsruimte dient),
- de grond die bij de bedrijfsruimte en de aanhorigheden hoort, en
- een woning die afhankelijk is van de bedrijfsruimte, mede in aanmerking genomen de bestemming van die bedrijfsruimte (bijvoorbeeld een dienstwoning).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2007:AZ6638
ECLI:NL:HR:2021:1974 - Huurprijscorrectie coronacrisis: onvoorziene omstandigheid, geen gebrek
De gedwongen sluiting van 290-bedrijfsruimte door overheidsmaatregelen tijdens de coronapandemie is geen gebrek (art. 7:204 BW), maar een onvoorziene omstandigheid (art. 6:258 BW). Dit rechtvaardigt een huurprijsvermindering, waarbij het nadeel in beginsel gelijk wordt verdeeld tussen huurder en verhuurder.
ECLI:NL:HR:2017:405 - Gemengde overeenkomst: cateringopdracht prevaleert boven huurbescherming
Bij een onsplitsbare gemengde overeenkomst van opdracht en huur van bedrijfsruimte, kunnen de regels van de overheersende overeenkomst (opdracht) prevaleren boven dwingendrechtelijke huurbeschermingsbepalingen, indien de bepalingen onverenigbaar zijn en de aard van de overeenkomst zich daartegen verzet (art. 6:215 BW).