Arrest inhoud

in de zaak van:

[verzoeker 1] en[verzoekster 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

VERZOEKERS tot cassatie,

advocaat: Jhr.Mr. J.L.R.A. Huydecoper,

t e g e n

[verweerster] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: Mr. J.C. van Oven.

1. Het qeding in feitelijke instanties

Op 19 augustus 1983 heeft verweerster in cassatie - verder te noemen de Woningbouwvereniging - zich gewend tot de Kantonrechter te Zwolle met het verzoek - voor zover thans nog van belang - het tijdstip, waarop de huurovereenkomst met verzoekers tot cassatie - verder te noemen [verzoekers] - eindigt, te bepalen op 31 december 1983.

Nadat [verzoekers] tegen dat verzoek verweer hadden gevoerd, heeft de Kantonrechter bij beschikking van 28 december 1983 de Woningbouwvereniging niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

Tegen deze beschikking heeft de Woningbouwvereniging hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Zwolle.

Bij beschikking van 4 april 1984 heeft de Rechtbank de beschikking van de Kantonrechter vernietigd en bepaald dat [verzoekers] bij niet - of niet - tijdige aanvaarding van het bij dezelfde beschikking omschreven aanbod de huurovereenkomst op 31 mei 1984 eindigt.

De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de Rechtbank hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierequest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Woningbouwvereniging heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal Leijten strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

Bedoelde zinsnede ("voor zover dit aanbod niet een wijziging inhoudt van de huurprijs of van de kosten bedoeld in art. 12, eerste lid, HPW") strekt er, blijkens de wetsgeschiedenis (14 249, nr. 6, blz. 6 en nr. 11, blz. 12), immers enkel toe om buiten twijfel te stellen dat geschillen over de huurprijs, resp. over de bijkomende kosten als bedoeld in art. 12, eerste lid, HPW uitsluitend langs de daartoe in die wet voorziene wegen dienen te worden behandeld. Een aanbod als hier bedoeld doet echter vooralsnog niet een dergelijk geschil rijzen. Als de huurder in dat aanbod niet toestemt, rijst integendeel een geschil dat via de HPW niet kan worden beslist. Art. 10 HPW wijst immers in verbinding met art. 14 enkel de weg waarlangs, wanneer eenmaal overeenstemming is bereikt over het aanbrengen van voorzieningen, de uit die voorzieningen resulterende huurprijsverhoging kan worden vastgesteld of, als zij is overeengekomen, aan de voor die verhoging geldende voorschriften kan worden getoetst. Datzelfde geldt voor art. 12 HPW in verbinding met art. 14. Het is daarentegen juist de strekking van art. 1623__e__, eerste lid, onder 4° om de verhuurder de mogelijkheid te bieden het geschil dat ontstaat als de huurder niet toestemt in zijn aanbod tot het aangaan van een nieuwe, voorzieningen tot verbetering van de woning omvattende huurovereenkomst, door de rechter te doen beslissen.