ECLI:NL:GHDHA:2025:1928 - Bewijslast bij advisering door vergunningloze tussenpersoon in effectenleasezaak - 23 september 2025
Arrest
Essentie
Het hof oordeelt dat een afnemer de bewijslast draagt voor de stelling dat een tussenpersoon zonder vergunning beleggingsadvies heeft gegeven. Omdat Dexia de stellingen van de afnemer gemotiveerd betwist met een eerdere tegenstrijdige verklaring, krijgt de afnemer een bewijsopdracht via een getuigenverhoor.
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.343.973/01 Zaaknummer rechtbank: : 9882544 EL 22-50
Arrest van 23 september 2025
in de zaak van
Dexia Nederland B.V., gevestigd in Amsterdam, appellante, hierna te noemen: Dexia, advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudende in Amsterdam,
tegen
**[geïntimeerde],**handelend voor zichzelf en ten behoeve van de nalatenschap van [Contractant], wonende in [woonplaats], geïntimeerde, hierna noemen: [geïntimeerde], advocaat: mr. J.B. Maliepaard, kantoorhoudende in Rotterdam.
1 De procedure in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van 19 oktober 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam (hierna: het bestreden vonnis).
2 De procedure in hoger beroep
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
2.2. Het hof heeft een datum bepaald voor arrest. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3 De kern van de zaak
3.1. Deze zaak gaat over twee effectenleaseovereenkomsten, tot stand gekomen tussen Dexia en wijlen [Contractant] (hierna aangeduid als [Contractant]), via een tussenpersoon (Spaar Select). Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] wettelijk erfgenaam van [Contractant] is. Aan de orde is de vraag of [Contractant] is geadviseerd door een tussenpersoon die niet de daarvoor vereiste vergunning had, terwijl Dexia dat wist, dan wel behoorde te weten. Als deze tussenpersoon beleggingsadvies heeft gegeven en Dexia dat wist, dan wel behoorde te weten, heeft Dexia onrechtmatig gehandeld en moet zij de volledige schade van [Contractant] vergoeden.
3.2. [geïntimeerde] heeft, verkort weergegeven, gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [Contractant] en/of toerekenbaar tekort is geschoten, dat [Contractant] als gevolg daarvan schade heeft geleden en Dexia gehouden is die schade aan [geïntimeerde] te vergoeden, en gevorderd dat Dexia wordt veroordeeld om al hetgeen [Contractant] aan Dexia onder de overeenkomst heeft betaald, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente daarover, aan [geïntimeerde] te voldoen. Dexia heeft een tegenvordering ingesteld en gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Dexia niets meer aan [geïntimeerde] verschuldigd is.
3.3. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat Dexia onrechtmatig tegenover [Contractant] heeft gehandeld door hem als client te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [Contractant] niet alleen als klant aanbracht maar [Contractant] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat. Eveneens heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld om aan [geïntimeerde] de schade, vermeerderd met wettelijke rente daarover, zoals weergegeven in rov. 4.13. van het bestreden vonnis, te voldoen. De reconventionele vordering is afgewezen. Ook heeft de kantonrechter Dexia in de proceskosten veroordeeld.
4 De beoordeling
4.1. Het hof verwijst naar het bestreden vonnis voor de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in paragraaf 2 (De feiten). Deze feiten zijn niet bestreden, zodat ze ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
4.2. In hoger beroep heeft Dexia grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, het afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] en tot het alsnog toewijzen van haar vordering.
4.3. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot – zakelijk weergegeven – bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Juridisch kader
4.4. Dexia handelt als aanbieder van een effectenleaseovereenkomst ten opzichte van [Contractant] onrechtmatig indien voorafgaand aan de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst met [Contractant] (a) een cliëntenremisier tevens als financieel adviseur is opgetreden zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, en (b) Dexia hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn. Daadwerkelijke (subjectieve) bekendheid van Dexia met de advisering aan [Contractant] is dus niet vereist. Vast staat dat bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomsten met [Contractant] Spaar Select als cliëntenremisier is betrokken en dat deze niet beschikte over een vergunning om te adviseren. Het hof moet beoordelen of in dit geval is voldaan aan de hiervoor onder (a) en (b) genoemde vereisten met betrekking tot ‘advisering’ en ‘wetenschap’. Is dat het geval, dan heeft Dexia onrechtmatig gehandeld en is zij schadeplichtig. Verder geldt in dat geval dat een beroep van Dexia op eigen schuld van de afnemer geen succes heeft, omdat de billijkheid in een dergelijk geval in beginsel eist dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. De inhoud van het advies van de cliëntenremisier of een eventueel eigen inzicht van de afnemer in het af te nemen effectenleaseproduct is ook niet meer van belang.
Advisering
4.5. Er is sprake van niet-toegestane advisering indien een tussenpersoon in het kader van zijn beroep of bedrijf aan een afnemer een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst of een ander specifiek financieel product. Voor de beoordeling of sprake is van een dergelijke gepersonaliseerde aanbeveling is vereist, maar ook voldoende, dat een effectenleaseproduct is voorgesteld als geschikt voor deze afnemer, of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer. Voor de beoordeling of de tussenpersoon een aanbeveling heeft gedaan die berust op een afweging van persoonlijke omstandigheden van de afnemer is van belang of de tussenpersoon al dan niet:
Maar ook als deze omstandigheden in een concreet geval niet worden vastgesteld, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer. Hoewel een zodanige, niet op een afweging van persoonlijke omstandigheden berustende aanprijzing onder omstandigheden mogelijk ook als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd, gaat de tussenpersoon daarmee niettemin de reikwijdte van zijn vrijstelling te buiten.
4.6. [geïntimeerde] heeft een concrete uiteenzetting gegeven van de wijze waarop Spaar Select in dit geval heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomsten, onder “De feitelijke gang van zaken” in het eerste processtuk van [geïntimeerde] in eerste aanleg. De stellingen van [geïntimeerde] komen, samengevat, op het volgende neer.
[geïntimeerde] heeft aangeboden om deze feitelijke gang van zaken te bewijzen door het horen van getuigen.
4.7. [geïntimeerde] heeft als productie E in eerste aanleg bij dagvaarding een brief overgelegd die [Contractant] en [geïntimeerde] in 2004 aan Dexia hebben gestuurd. De brief is een reactie op de door Dexia voorgelegde keuze om met betrekking tot de eerste overeenkomst (uit 1999) , de restschuld maandelijks of ineens terug te betalen.
4.8. De brief van [Contractant] en [geïntimeerde] aan Dexia bevat onder meer de volgende passage:
“Bij het tot stand komen van deze overeenkomst zijn door of namens Dexia (vh Labouchere) geen inlichtingen ingewonnen over onze financiële positie of over onze ervaring met beleggen en onze eventuele beleggingsdoelstellingen. Er is op geen enkele wijze geïnformeerd of onze financiële positie het afsluiten van een overeenkomst waaraan voornoemde risico's zijn verbonden wel toelaat.”
4.9. Dexia heeft onder meer erop gewezen dat de stellingen die [Contractant] en [geïntimeerde] in de brief innemen, tegengesteld zijn aan de in rov. 4.6. weergegeven stellingen van [geïntimeerde]. Naar het oordeel van het hof heeft Dexia aldus de stellingen van [geïntimeerde] gemotiveerd betwist. Immers, in de brief schrijven [Contractant] en [geïntimeerde] dat er niet is geïnformeerd naar hun financiële positie, terwijl [geïntimeerde] in het feitenrelaas in de inleidende dagvaarding het standpunt inneemt dat de medewerker van Spaar Select dat wel heeft gedaan. De bewijslast over de gang van zaken bij het sluiten van de overeenkomst rust op [geïntimeerde]. Het hof zal [geïntimeerde] toelaten om nader bewijs te leveren van haar in rov. 4.6. weergegeven stellingen.
4.10. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5 De uitspraak
Het hof:
5.1. laat [geïntimeerde] toe bewijs te leveren van haar stellingen met betrekking tot de totstandkoming van de door [Contractant] afgesloten effectenleaseovereenkomsten, zoals weergegeven in rov. 4.6.;
5.2. bepaalt dat als [geïntimeerde] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 in Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. C.A. Joustra, op 25 november om 13:30 uur;
5.3. bepaalt dat als één van de partijen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak, opgeeft verhinderd te zijn op de genoemde datum en daarbij de verhinderdata van beide partijen in de maanden december van 2025 tot en met februari van 2026 opgeeft, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor getuigenverhoren zal vaststellen;
5.4. deelt mee dat het hof al beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat het niet nodig is deze voor het getuigenverhoor over te leggen;
5.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, P. Volker en R.F. Groos en is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025 in aanwezigheid van de griffier.
HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935.
HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862 (hierna: de prejudiciële beslissing)