Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2025:1894 - Geen instemmingsrecht of bij wijziging aandelenregeling zonder verandering rangorde - 9 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHDHA:2025:18949 september 2025

Essentie

Het Gerechtshof Den Haag oordeelt dat een wijziging van een aandelenregeling geen instemmingsplichtig besluit is onder artikel 27 lid 1 onder c WOR. De overgang naar een prestatieafhankelijke toekenning verandert niet de onderlinge rangorde van de beloningen, omdat dezelfde functiegroepen voor de beloning in aanmerking komen.

Rechtsgebieden

Civiel RechtArbeidsrecht

Genoemde wetsartikelen

Arrest inhoud

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.349.427/01 Zaak- en rekestnummer rechtbank : 11025794 VZ VERZ 24-3483

Beschikking van 9 september 2025

in de zaak van

PPD (Netherlands) B.V., gevestigd in Rotterdam, kantoorhoudende in Ede, verzoekster in principaal hoger beroep, verweerster in incidenteel hoger beroep, advocaat: mr. T. Yekhlef, kantoorhoudend in Amsterdam,

tegen

Ondernemingsraad van PPD (Netherlands) B.V., gevestigd in Ede, verweerster in principaal hoger beroep, verzoekster in incidenteel hoger beroep, advocaat: mr. J.M.M. Janssen, kantoorhoudend in Tilburg.

Het hof noemt partijen hierna PPD en de OR.

1 De zaak in het kort

1.1 De vraag die PPD en haar ondernemingsraad verdeeld houdt is of het besluit tot wijziging van de bestaande aandelenregeling door de Amerikaanse holdingmaatschappij van PPD een besluit is als bedoeld in art. 27 lid 1 onder c Wet op de ondernemingsraden (WOR) waarvoor instemming nodig is van de ondernemingsraad.

1.2 Het hof is van oordeel dat het besluit niet ziet op de wijziging van een beloningssysteem en er dus geen instemmingsrecht is voor de ondernemingsraad.

2 Procesverloop in hoger beroep

2.1 Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

2.2 Partijen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2025. De advocaten van partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vervolgens is een datum voor de beschikking bepaald. Bij e-mails van 7 respectievelijk 8 juli 2025 hebben de advocaten van partijen hun opmerkingen ten aanzien van het proces-verbaal aan het hof gezonden. Het hof heeft deze e-mails aan het procesdossier toegevoegd.

3 Feitelijke achtergrond

3.1 PPD maakte deel uit van de PPD-groep, met als moedervennootschap PPD, Inc.

3.2 Op 6 februari 2020 heeft PPD, Inc. een notering aan de beurs van NASDAQ gekregen. In verband hiermee is binnen de PPD-groep, en dus ook bij PPD, op 19 februari 2020 een Long-Term Incentive Program (de PPD LTI) geïntroduceerd. De PPD LTI gaf - kort gezegd - recht op opties op aandelen in PPD, Inc. aan werknemers die ingeschaald waren op het niveau van Associate Director of hoger. Dat betrof PPD werknemers die voor wat betreft het salaris ingeschaald waren in band 8 of hoger.

3.3 Op 8 december 2021 heeft Thermo Fisher Scientific Inc. (Thermo Fisher) de aandelen in PPD, Inc. verkregen en is de hele PPD groep, waaronder PPD, onder de Thermo Fisher groep komen te vallen. Sinds de overname is PPD, Inc. niet meer aan de beurs van NASDAQ genoteerd en konden - kort gezegd - geen toekenningen onder de PPD LTI meer worden gedaan.

3.4 In het voorjaar van 2022 heeft Thermo Fisher ingevolge een overgangsregeling tussen PPD, Inc. en Thermo Fisher, aan werknemers aandelen toegekend die overeenkwamen met de waarde van de toekenning onder het (oude) PPD LTI.

3.5 Op 16 januari 2023 heeft Thermo Fisher het Thermo Fisher Equity Award Program (de Thermo Fisher EAP) binnen de Thermo Fisher groep ingevoerd voor werknemers die zijn ingeschaald op het niveau van Associate Director of hoger (met een salaris in band 8 of hoger). Het betreft een aandelenregeling. De belangrijkste verschillen met de oude PPD LTI zijn:

(i) de toevoeging van een performance element; (ii) het ontbreken van een gegarandeerde toekenning; (iii) de toekenning is niet langer gebaseerd op een percentage van het basis jaarsalaris; (iv) de toekenning wordt bepaald afhankelijk van het beschikbare budget.

3.6 De (jaarlijkse) toekenning onder de Thermo Fisher EAP vindt plaats door het voordragen van een medewerker door de manager van de betreffende medewerker, waarna door Thermo Fisher (in de VS) wordt besloten of de voordracht tot een toekenning onder de Thermo Fisher EAP leidt. De voordracht en toekenning zijn onder meer afhankelijk van het presteren van de desbetreffende medewerker (het performance element) en de financiële ruimte die door Thermo Fisher wordt gegeven voor de toekenningen (het beschikbare budget). Per salarisschaal (band) kan een beperkt aantal werknemers worden voorgedragen, waarbij geldt dat hoe hoger de band, hoe meer medewerkers van die band voor voordracht – en dus toekenning – in aanmerking komen. De verwachte percentages van werknemers per band die de drempel voor een toekenning onder de Thermo Fisher EAP halen is als volgt:

4 Procedure bij de rechtbank

4.1 Bij verzoekschrift van 2 april 2024 heeft de OR de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter) - kort gezegd - verzocht: a. voor recht te verklaren dat het intrekken van de PPD LTI en het invoeren van de Thermo Fisher EAP een besluit is waar op grond van art. 27 WOR instemming voor had moeten worden gevraagd aan de OR(hierna: het besluit); b. voor recht te verklaren dat het besluit nietig is; c. PPD te verbieden uitvoering en/of toepassing te geven aan het besluit; d. PPD te gebieden de (mogelijke) gevolgen van de uitvoering van het besluit ongedaan te maken; e. PPD te gebieden, totdat met instemming van de OR is besloten tot een andere regeling, uitvoering te blijven geven aan de PPD LTI; f. althans een zodanige voorziening te treffen als in goede justitie noodzakelijk wordt geacht.

4.2 PPD heeft verzocht om de verzoeken van de OR af te wijzen.

4.3 De kantonrechter heeft in de beschikking voor recht verklaard dat PPD aan de OR instemming had moeten vragen voor het intrekken van de PPD LTI en het invoeren van de Thermo Fisher EAP en dat het besluit nietig is, en heeft PPD verboden uitvoering en/of toepassing te geven aan het besluit, en de proceskosten gecompenseerd.

4.4 De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat het besluit een wijziging betreft van een belonings- of functiewaarderingssysteem als bedoeld in art. 27 lid 1 onder c WOR waarvoor PPD instemming van de OR had moeten vragen. Het besluit ziet op een verandering van het beoordelingskader dat gevolgen heeft voor de onderlinge rangorde en dat een trendbreuk met het verleden vormt. Het besluit heeft niet betrekking op primaire arbeidsvoorwaarden, zoals het basissalaris.

4.5 Verder heeft de kantonrechter overwogen dat het besluit van Thermo Fisher aan PPD wordt toegerekend. Er is sprake van een bijzondere (zeggenschaps)relatie tussen Thermo Fisher en PPD; PPD is een volle dochteronderneming van Thermo Fisher. Verder grijpt het besluit rechtstreeks in op de onderneming van Thermo Fisher die aan het besluit uitvoering moet geven.

5 Verzoek in hoger beroep

5.1 PPD heeft in hoger beroep het hof verzocht de beschikking te vernietigen en de OR te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.

5.2 De OR heeft verzocht het verzoek van PPD af te wijzen evenals de verzochte uitvoerbaarheid bij voorraad. In het incidenteel beroep heeft de OR verzocht – kort gezegd – zijn verzoeken onder d., e. en/of f. (zie onder 4.1 hierboven; hof) alsnog toe te wijzen, en indien PPD weigerachtig blijft aan die verzoeken te voldoen, daar een dwangsom aan te verbinden en de beschikking van de kantonrechter voor het overige te bekrachtigen.

5.3 PPD heeft op haar beurt verzocht het incidenteel hoger beroep te verwerpen, althans een eventuele op te leggen dwangsom te verminderen tot nihil.

6 Beoordeling in hoger beroep

6.1 PPD heeft grieven tegen de beschikking aangevoerd. Grief 1 ziet op de vaststelling van de feiten, in het bijzonder dat er geen sprake is van een bonusregeling maar een aandelenregeling en het niet PPD is die de nominatie voor de toekenning onder het Thermo Fisher EAP doet maar de individuele manager van de betreffende medewerker. Het hof heeft dit bij de feitenvaststelling hierboven betrokken.

6.2 Grief 2 richt zich tegen het oordeel dat het besluit ziet op de wijziging van een beloningssysteem als bedoeld in art. 27 lid 1 onder c WOR. Grief 3 bestrijdt het oordeel dat het besluit aan PPD moet worden toegerekend. Grief 4 is een restgrief, waarmee PPD betoogt dat de verklaring voor recht en het verbod op uitvoering van het besluit onder 3.2. respectievelijk 3.3 van de beschikking, geen stand kan houden. Grief 2: geen besluit in de zin van art. 27 lid 1 onder c WOR

6.3 Aan het hof ligt nadrukkelijk niet de vraag voor of het besluit materieel op goede gronden is genomen. Aan het hof ligt de formele vraag voor of het besluit een besluit is in de zin van art. 27 lid 1 onder c WOR en daarom instemming behoeft van de OR. Bij de beantwoording van die vraag stelt het hof het volgende voorop. (i) De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 11 februari 2000 geoordeeld dat in de parlementaire geschiedenis van de WOR en van een aantal wijzigingen van die wet is benadrukt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om aan de ondernemingsraad een instemmingsrecht te geven met betrekking tot de vaststelling of wijziging van primaire arbeidsvoorwaarden[1]. De hoofdregel is dus dat er geen instemmingsrecht is voor de OR ten aanzien van primaire arbeidsvoorwaarden. (ii) In zijn arrest van 20 december 2002 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de opsomming van instemmingsplichtige besluiten in art. 27 lid 1 WOR limitatief is. Er is slechts sprake van een in dat artikel bedoelde regeling als die tot doel heeft een regeling te treffen op (een van) de in art. 27 lid 1 WOR genoemde gebieden[2]. Het komt dus aan op het doel van de regeling en er is dus niet (al) instemmingsrecht als een regeling slechts gevolgen heeft voor, zoals hier, een beloningssysteem. (iii) Een beloningssysteem (art. 27 lid 1 onder c WOR) is een regeling op grond waarvan beloningen worden berekend en aan bepaalde functies worden toegekend. Het heeft betrekking op de onderlinge rangorde van de beloningen, bijvoorbeeld door indeling in loongroepen of salarisschalen. De hoogte van de beloning zelf valt niet onder een beloningssysteem[3].

6.4 De OR betoogt dat door de omzetting van een gegarandeerde uitkering onder de PPD LTI naar een variabele uitkering onder de Thermo Fisher EAP sprake is van een wijziging in de rangorde van beloningen. De grondslag van de regeling wijzigt van gegarandeerd naar performance based. Waar voorheen onder de PPD LTI 100% van de werknemers in band 8 aanspraak kon maken op een gegarandeerde toekenning, is dat onder de Thermo Fisher EAP slechts 25%. Ook dit maakt dat er sprake is van een wijziging in de rangorde. De introductie van de Thermo Fisher EAP heeft niet slechts gevolgen voor de hoogte van de toekenningen, maar ziet juist op de wijzigingen van de grondslagen waarmee de gevolgen worden bepaald.

6.5 Het hof overweegt als volgt. Door de overname van de PPD-groep door Thermo Fisher kon de PPD LTI niet langer worden uitgevoerd (zie onder 3.3. hierboven). Het besluit tot intrekking van de PPD LTI en invoering van de Thermo Fisher EAP had tot doel om de hogere werknemers (onverkort) aanspraak te kunnen laten maken op een lange termijn beloningsregeling. Het doel van de regelingen, een lange termijn beloning voor hogere werknemers, is dus niet veranderd.

6.6 Zowel bij de PPD LTI als de Thermo Fisher EAP is er een systeem op grond waarvan beloningen worden berekend en toegekend aan werknemers in bepaalde hogere functies*,welke functies gekoppeld zijn aan de salarisindeling in banden (band 8 en hoger). Anders dan de OR heeft betoogd, heeft het besluit niet als doel een wijziging aan te brengen in de rangorde van functies in verhouding tot de beloning. Dezelfde (werknemers in) functies blijven immers voor beloning in aanmerking komen en deze blijven gekoppeld aan dezelfde salarisindeling in banden. Het zijn alleen niet meer alle werknemers die uiteindelijk een beloning toegekend zullen krijgen. Dat het budget voor de toekenning van de beloningen wordt gewijzigd als gevolg van het besluit (niet langer een vast percentage van het salaris van de individuele werknemer maar een door Thermo Fisher beschikbaar gesteld budget) leidt evenmin tot een wijziging in de onderlinge rangorde van de beloningen. Daarbij geldt bovendien dat de hoogte van de beloning zelf niet onder een beloningssysteem valt.*

6.7 Het besluit heeft wel ten doel om - in de functies behorende bij band 8 en hoger - de beloning zoveel mogelijk te laten toekomen aan de best presterende individuele werknemers. Dit gebeurt door een performance element in te voeren en de toekenning in de banden 8 tot en met 10 te beperken tot (ongeveer) 25% van de werknemers in band 8, (ongeveer) 60% in band 9 en (ongeveer) 95% in band 10. Voor werknemers in deze banden wordt daarmee een drempel opgeworpen; alleen de werknemers die tot de hoogst presterende (van te voren door middel van een percentage vastgestelde) groep medewerkers in hun band behoren, krijgen een toekenning, de overige werknemers in die band krijgen geen toekenning. Dat de invoering van deze drempel er in resulteert dat een deel van de individuele werknemers in enig toekenningsjaar geen toekenning ontvangt (anders dan onder de oude regeling, waarbij iedere werknemer de toekenning ontving) leidt niet tot het oordeel dat de onderlinge rangorde is gewijzigd. Het is immers nog altijd dezelfde groep werknemers die in aanmerking komt voor de toekenning.[4] De OR heeft niet betwist dat de gekoppelde targets voor de werknemers haalbaar zijn.

6.8 Nu de onderlinge rangorde van de beloningen in de onderneming niet is gewijzigd, luidt de conclusie dat het intrekken van de PPD LTI en het invoeren van de Thermo Fisher EAP geen besluit is waarvoor op grond van art. 27 van de WOR instemming had moeten worden gevraagd aan de OR. Grief 2 slaagt dan ook. PPD heeft gelet op dit oordeel geen belang meer bij de behandeling van grief 3 (toerekening van het besluit aan PPD) en grief 4 (restgrief). Het hoger beroep van PPD slaagt. Daarom zal het hof de beschikking vernietigen.

6.9 Het oordeel van het hof in het principaal hoger beroep heeft tot gevolg dat het incidenteel hoger beroep van de OR moet worden verworpen. Conclusie en proceskosten

6.10 Het hof zal gelet op het bepaalde in art. 22a WOR de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep.

7 Beslissing

Het hof:

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.D. Ruizeveld, J.S. Honée en L.G. Verburg en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025 door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.

Hoge Raad 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4770 (Pretverlof).

Hoge Raad 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0155 (Holland Casino).

Kamerstukken II 1975/76, 13 954, nr. 3, p. 44, SER-advies 94/06, p. 54.

Vgl. Hof ’s-Gravenhage 30 juni 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ1417 (KPN Retail).


Voetnoten

Hoge Raad 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4770 (Pretverlof).

Hoge Raad 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0155 (Holland Casino).

Kamerstukken II 1975/76, 13 954, nr. 3, p. 44, SER-advies 94/06, p. 54.

Vgl. Hof ’s-Gravenhage 30 juni 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ1417 (KPN Retail).