Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2025:1710 - Gerechtshof Den Haag - 22 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHDHA:2025:171022 juli 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer : 200.355.574/01 Insolventienummer rechtbank : C/09/24/117 R

Arrest van 22 juli 2025

in de zaak van

[appellant], wonend in [woonplaats], appellant, hierna te noemen: [appellant], advocaat: mr. T.F.W. Bijloo, kantoorhoudend in Den Haag.

1 Het verloop van de procedure

Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 november 2024 is op [appellant] de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) van toepassing verklaard. Op voordracht van de Wsnp-bewindvoerder heeft de rechtbank de schuldsaneringsregeling beëindigd bij vonnis van 26 mei 2025. Tegen dat vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld met het op 3 juni 2025 op de griffie van het hof ingekomen beroepschrift met producties. Het hof heeft verder kennisgenomen van de aanvullende producties van [appellant], ontvangen op 11 juli 2025, en de brief van 12 juni 2025 met bijlagen van P.H.L. Adam, de Wsnp-bewindvoerder.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025, waarbij [appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook de Wsnp-bewindvoerder was op de zitting aanwezig. Van het kantoor van de beschermingsbewindvoerder van [appellant] – Finad Dienstverlening – is op 12 juni 2025 bericht van verhindering ontvangen met de mededeling dat machtiging is verleend aan de advocaat van [appellant] om namens haar het woord te voeren ter zitting. Mr. Bijlo heeft op de zitting een actueel overzicht van het CJIB, gedateerd 16 juni 2025, overgelegd.

2 De beoordeling van het hoger beroep

2.1 De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellant] beëindigd omdat feiten en omstandigheden bekend waren geworden, die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating reeds bestonden en die naar oordeel van de rechtbank reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste en tweede lid Fw (artikel 350 lid 3 aanhef en onder f Fw).

2.2 [appellant] is het niet eens met de motivering van dat oordeel. De grieven strekken ertoe dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd. Op de zitting heeft [appellant] zijn standpunt nader toegelicht. Hij heeft aangegeven dat hij inmiddels een regeling heeft getroffen met al zijn schuldeisers. Gelet op zijn verslechterde gezondheid en de stress die de Wsnp met zich brengt wil hij niet langer dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is. Voortzetting van de Wsnp is daarom niet langer nodig en gewenst, aldus [appellant].

2.3 De Wsnp-bewindvoerder heeft ter zitting zijn visie toegelicht. In het licht van de mededeling van [appellant] dat hij de Wsnp wil beëindigen ziet hij aanleiding om te adviseren dat de schuldsaneringsregeling niet wordt voortgezet.

2.4 Het hof overweegt dat [appellant], ook nadat hem is uitgelegd wat de consequenties zijn van het beëindigen van de Wsnp, op niet te miskennen wijze te kennen heeft gegeven dat hij die regeling wil beëindigen. Deze mededeling van [appellant] wordt aldus begrepen dat hij een beroep doet op de zogenaamde spijtoptantenregeling van artikel 350 lid 3 sub g Fw. Het hof zal dat beroep respecteren.

2.5 Daarnaast constateert het hof dat, nu [appellant] een regeling heeft getroffen met zijn schuldeisers, sprake is van een situatie waarin de schuldenaar in staat is zijn betalingen te hervatten. Dit is een zelfstandige beëindigingsgrond, neergelegd in artikel 350, lid 3, sub b Fw.

2.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hof tot dezelfde conclusie komt als de rechtbank, zij het op andere gronden. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd met verbetering van gronden. Dat wat meer of anders is aangevoerd behoeft bij deze uitkomst geen nadere bespreking meer.

3 De beslissing

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 mei 2025 met verbetering van gronden.

Dit arrest is gewezen door mrs. H.J. van Harten, R.G.C. Veneman en M.C.M. van Dijk, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.