Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2025:1683 - Gerechtshof Den Haag - 5 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:GHDHA:2025:16835 augustus 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht
BelastingrechtProcesrecht Belastingen

Arrest inhoud

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer hoofdzaak: BK-24/885 Zaaknummer verschoning: 200.357.375/01 Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 5 augustus 2025

inzake het schriftelijk verzoek om verschoning, als bedoeld in artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht

mr. H.A.J. Kroon

raadsheer in dit gerechtshof, hierna: de raadsheer,

als lid van de meervoudige belastingkamer belast met de behandeling van het hoger beroep in de zaak met nummer BK-24/885,

van

[X] , belanghebbende, Gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven

De procedure

  1. Partijen zijn op 14 april 2025 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep door de meervoudige kamer van dit gerechtshof op 28 augustus 2025.

  2. In de uitnodiging van 14 april 2025 is de samenstelling van de kamer aan partijen bekendgemaakt.

  3. Bij verzoekschrift van 23 juli 2025 heeft de raadsheer verzocht zich te mogen verschonen in deze procedure.

  4. Het verschoningsverzoek is buiten zitting inhoudelijk behandeld.Het verschoningsverzoek

  5. Het verschoningsverzoek is – samengevat – gebaseerd op het feit dat belanghebbende deel uitmaakt van de kennissenkring van de raadsheer.

Beoordeling van het verschoningsverzoek

  1. In artikel 8:19 in verbinding met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, elk van de rechters die een zaak behandelt kan verzoeken zich te mogen verschonen.

  2. Bij beoordeling van een verschoningsverzoek dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning als de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is.

  3. Gelet op de in het verzoek gegeven toelichting is de kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van oordeel dat het verzoek voor toewijzing vatbaar is, aangezien de daarin aangevoerde gronden dusdanig zijn dat de vrees voor vooringenomenheid, althans de schijn daarvan, gerechtvaardigd is.

Beslissing

Het hof:

Deze beslissing is gegeven op 5 augustus 2025 door mrs. I. Reijngoud, C.A. Joustra en H.C. Wiersinga in aanwezigheid van de griffier T. van Limbergen.

Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per aangetekende post verzonden op: