Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5695 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 16 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:569516 september 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.349.807/01 zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 233833

arrest van 16 september 2025

in de zaak van

Schwarte Bau GmbH, die is gevestigd in Rhede-Brual (Duitsland), die hoger beroep heeft ingesteld, en bij de rechtbank optrad als gedaagde, hierna: Schwarte Bau, advocaat: mr. E.T. van Dalen te Groningen,

tegen

1 [geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2] die wonen in [woonplaats1] , en bij de rechtbank optraden als eises, hierna: [geïntimeerden], advocaat: mr. J.A.M. Janssen te Groningen.

1 Het verloop van de procedure bij het hof

Schwarte Bau heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 25 september 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit: • de dagvaarding in hoger beroep • de memorie van grieven • de memorie van antwoord.

2 De kern van de zaak

2.1 Schwarte Bau heeft in opdracht van [geïntimeerden] een woning gebouwd. Volgens [geïntimeerden] heeft die woning een gebrek - een te lichte dakconstructie - waarvoor Schwarte Bau aansprakelijk is. Zij vorderen de veroordeling van Schwarte Bau tot betaling van de schade die hij daardoor heeft geleden, te weten € 21.870,- aan herstelkosten, te vermeerderen met rente en kosten.

2.2 De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerden] grotendeels toegewezen. Schwarte Bau is het daarmee niet eens. De bedoeling van het door haar ingestelde hoger beroep is dat het hof de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog afwijst.

2.3 Het hof komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank en zal dat hierna uitleggen. Het hof zal eerst de feiten vaststellen en daarna ingaan op de standpunten van partijen. In dat verband zal het hof ook de bezwaren (‘grieven’) van Schwarte Bau tegen het vonnis van de rechtbank bespreken.

3 De relevante feiten

3.1 Op 26 maart 2010 is tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk gesloten op grond waarvan Schwarte Bau ten behoeve van [geïntimeerden] een nieuwbouwwoning conform ontwerp van Van Ringen Architecten, met ingenieursbureau Ritsma uit Stadskanaal (hierna: Ritsma) als constructeur, zal realiseren in [woonplaats1] . Nog hetzelfde jaar is gestart met de bouw.

3.2 Volgens de tekeningen van de eigen constructeur van Schwarte Bau, [naam3] , zou het dak worden uitgevoerd met (onder andere) stalen liggers. Tijdens de bouw bleek de ter plaatse van de regenpijpdoorvoer voorziene stalen IPE180-ligger niet te passen. Voorgesteld werd om deze IPE180-ligger te vervangen door twee HEA120-liggers aan weerszijden van de regenpijpdoorvoer. Op een detailtekening van Schwarte Bau d.d. 14 oktober 2010 staat hierover de volgende handgeschreven opmerking van [naam1 ] (een medewerker van Schwarte Bau):“Dach und evt. mit HEB 120 anstelle von IPE180. Wird vom Konstrukteur geprüft. Ich leite das dann an Ritsma und an euch weiter.**MfG [naam1 ]

3.3 Het dak is uitgevoerd volgens een werktekening van 9 september 2010 van Husen Stahlbau, de staalleverancier van Schwarte Bau. Deze werktekening is niet voor de uitvoering van de werkzaamheden aan [geïntimeerden] verstrekt.

3.4 [geïntimeerden] ontvingen wel een nieuwe detailtekening van [naam3] waarop de plaatsing van twee HEA120-liggers aan weerszijden van de regenpijpdoorvoer is uitgewerkt in een bovenaanzicht, een vooraanzicht en een zijaanzicht, met daarbij de ongedateerde opmerking:“So ist das möglich! Sind da noch ungeklärte Punkte?**MfG [naam1 ]

3.5 In een verslag van een bouwvergadering van 19 oktober 2010 is over de wijziging opgenomen: “staalconstructie tbv is gewijzigd.

- 2 stuks HEA 120 ipv 180 IPE ter plaatse van de regenpijp doorvoer

- bovenzijde garage/berging hoek wordt uitgevoerd in houtconstructie.

- constructeur behoort de wijzigen nog goed te keuren.”

3.6 Op 24 november 2010 stuurde [geïntimeerde1] aan Schwarte Bau een e-mail waarin hij zijn zorgen uitte over het dak. Dat zou niet volgens tekening zijn gemaakt. De e-mail luidde verder als volgt: “Na raadpleging en vergelijking van de geleverde tekening van de dakconstructie heb ik het idee dat de dakconstructie anders uitgevoerd is dan de getekende dakconstructie. Op een aantal plaatsen zijn bijzondere verbindingsconstructies gebruikt en de plywood platen zijn overlappend op het betondek gemonteerd. Ik heb ook de indruk dat een aantal verbinding tussen de houtbalken en de constructie ontbreken, met name aan de kopzijde van de staatconstructies (zie foto’s). Wij nemen aan dat u deze gewijzigde constructie en uitvoering heeft gecontroleerd en goed heeft bevonden?

3.7 Hierop reageerde Schwarte Bau in een e-mail van 29 november 2010 als volgt:“habe noch mit dem Stahlbauer gesprochen, die haben an einigen Stellen die Holzplatten auf dem Betondach befestigt damit die Holzplatte nicht nach unten drückt. In dem Bereich wir die Isolation ausgesparrt. Alles was montiert wurde ist mit dem Konstrukteur abgesprochen. Ich erkläre dir das morgen.”

3.8 In januari 2012 is het huis opgeleverd.

3.9 In 2020 zijn er problemen aan het dak ontstaan. Het buigt door en er blijft water staan.

3.10 In april 2022 hebben [geïntimeerden] aannemingsbedrijf Ketler B.V. (hierna: Ketler) verzocht de problemen aan het dak te onderzoeken. Ketler heeft ingeschakeld om onderzoek te verrichten. Ritsma constateerde in haar rapport d.d. 11 juli 2022 dat de constructie van het dak doorbuigt en moet worden verstevigd. Ketler begrootte op basis van het rapport van Ritsma de herstelkosten op € 31.908,57.

3.11 Volgens Schwarte Bau lag dat de oorzaak van de problemen in de dakafwerking die door een derde partij is uitgevoerd, de hemelwaterafvoer en gebrekkig onderhoud.

3.12 In een beschikking van 18 juli 2023 gelaste de rechtbank Noord-Nederland een voorlopig deskundigenbericht, waarbij [naam2] tot deskundige werd benoemd ter beantwoording van de volgende vragen: “1. Voldoet het door verweerster uitgevoerde werk aan het dak/de luifel aan de achterzijde van de woning van verzoekers en/of de daar aanwezige staal- en dakconstructie, mede gelet op de door partijen gesloten aannemingsovereenkomst, aan de eisen van goed en deugdelijk werk? Zo ja waarom? Zo nee, kunt u concreet aangeven op welke punten sprake is van een gebrek en wat daarvan de consequenties zijn?

2. Wanneer het antwoord op vraag 1 ‘nee’ is: Wat zijn de te verwachten kosten gemoeid met het herstel van het (de) gebrek(en)?

3. Zijn deze kosten van het herstel van het (de) door u geconstateerde gebrek(en) (mede) terug te voeren of beïnvloed door het (al dan niet) uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan het dak door verzoekers?

4. Bestaan er wellicht overige aspecten die u heeft geconstateerd, die voor het geschil tussen partijen eventueel relevant zijn?

3.13 Op 14 december 2023 bracht [naam2] zijn definitieve deskundigenrapport uit. In dit rapport heeft [naam2] het volgende geconstateerd: Op pagina 4: “Door [naam3] is berekend en getekend: balklaag 60x160 hoh 800 (pos 01) en 80x200 hoh 800 (02), met randliggers IPE180 (pos 03) en tussenliggers IPE160 (pos 07). Constructief is dat in orde, maar het is bouwkundig geen ‘dun dak’. Door Husen is getekend: randligger HE120A en tussenligger HE120A. De balkafmeting is niet vermeld, maar is uit de tekening af te leiden. Zie afbeelding 3, balkhoogte circa 120 mm, dit is een ‘dun dak’.”Op pagina 6:“De toegepaste randligger (pos 03) HE120A in plaats van de benodigde randligger IPE180 voldoet niet. De oplossing is bovendaks een extra ligger (op domp) toe te passen en de randligger hieraan op te hangen. Vanwege waterdichtheid de stalen ligger met dakbedekking afwerken.” Op pagina 9: “Op locatie is met destructief onderzoek vastgesteld dat de constructie overeenkomt met de tekening van Husen” De vragen werden door [naam2] als volgt beantwoord: “1. Nee, is er geen sprake van goed en deugdelijk werk, de aangebrachte staalconstructie is veel te licht en ook de houten balklaag bij de grootste overspanning is veel te licht. Hierdoor is grote doorbuiging van het dak ontstaan en is de dakrand vervormd, wat esthetisch bezwaarlijk is. Het gevolg is dat er geen afschot naar het laagste punt (de hemelwaterafvoeren) meer is en er veel water op het dakoverstek (de luifel) blijft staan. Daardoor is (vrijwel continue) druppelende lekkage via de noodafvoeren ontstaan. Het dak wordt overmatig belast en er dreigt gevaar van bezwijken door wateraccumulatie bij extreme neerslagintensiteit.

2. De te verwachten kosten zijn begroot op € 21.780,00 incl. BTW. Dat is een veel lager bedrag dan € 31.908,57 incl. BTW, zoals door Aannemersbedrijf Ketler is begroot op basis van het herstelplan van Ritsma Ingenieurs. De door Ritsma voor het herstel berekende constructie voldoet niet en is afgezien daarvan een complexe, ingrijpende (en daardoor onnodig kostbare) oplossing.

3. Nee, de kosten voor het herstel worden overduidelijk veroorzaakt door een niet adequate constructie. Er is geen enkele relatie met (al dan niet) uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden aan het dak door verzoekers.

4. Het is onbegrijpelijk dat deze constructie is toegepast. Er waren duidelijke berekeningen en tekeningen van [naam3] Ingenieursbureau voor Bouwconstructies (constructeur van Schwarte Bau). In plaats daarvan is, kennelijk vanwege de noodzaak een bouwkundig 'dunner dak' te maken, een afwijkende constructie toegepast volgens tekening van de staalleverancier Husen Stahlbau en die uitwerking is niet ter controle aangeboden aan de constructeur [naam3] .

Verder heb ik geen opmerkingen. Anders dan dat ik adviseer het herstel voor eind januari 2024 uit te voeren omdat er a) extra schade door toenemende vervorming kan ontstaan en b) er bij extreme neerslagintensiteit risico op bezwijken ten gevolge van wateraccumulatie is.

In reactie op het concept-rapport van [naam2] heeft Schwarte Bau aangevoerd dat de tekening van Husen, waaraan [naam2] refereert (zie 3.3) geen betrekking had op dit project, maar op een ander project. De deskundige heeft daar het volgende over geschreven:“Volgens Schwarte Bau is Husen geen onderaannemer van Schwarte Bau geweest. Voor mij als deskundige zijn de verstrekte processtukken bepalend en aangezien dit niet eerder door Schwarte Bau is weersproken dan wel is ingebracht, is het rapport op dit punt niet aangepast. Op de stukken bij het verzoekschrift was de naam Husen voldoende leesbaar. Volgens Schwarte Bau is de tekening van Husen voor een ander project bedoeld omdat dit in de letterhoek als zodanig is vermeld. Een foute letterhoek komt vaker voor. Ik heb navraag gedaan bij Van Ringen Architecten en die heeft mij bevestigd dat de aan de [adres] in [woonplaats1] gebouwde woning, volgens ontwerp van Van Ringen Architecten (zie tekening B-01 d.d. 04-01-2010van Van Ringen) in opdracht van [geïntimeerde1] + [geïntimeerde2] , alleen daar is gebouwd. En niet (gelijktijdig) op een bouwlocatie te 26897 Esterwegen in Duitsland voor Basti GbR, zoals afgeleid zou kunnen worden uit de tekening van Husen (van datum 09-09-2010). De door Husen in opdracht van Schwarte Bau gerealiseerde dakconstructie (de luifel) is conform de door Ritsma in opdracht van Ketler vastgestelde constructie. Op locatie is met destructief onderzoek vastgesteld dat de constructie overeenkomt met de tekening Van Husen (d.d. 09-09-2010).

De dakvloer is 200 mm dik (tekening [naam3] ) of misschien wel 180 mm dik (tekening Husen). De geconstateerde hoogte van pos 07 is zeker minder dan 160 mm (af te leiden uit afbeelding 4). Omdat het onderste anker zich bevindt zich onder de onderflens van het profiel. Daarom kan er geen IPE 160 (hoogte 160 mm) zijn toegepast. In dit detail past wel een profiel HE120A (hoogte 114 mm). Ofwel de werktekening van Husen is de uitvoeringstekening ter vervanging van de ontwerptekening blad s3 d.d. 18-06-2010 van [naam3].”

3.14 In een e-mail van 20 december 2023 hebben [geïntimeerden] Schwarte Bau in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 1 april 2024 overeenkomstig het hersteladvies van [naam2] het dak te herstellen en om [geïntimeerden] uiterlijk op 10 januari 2024 te berichten of zij van die gelegenheid gebruik maken, bij gebreke waarvan de verbintenis tot nakoming wordt omgezet in een verbintenis tot schadevergoeding.

3.15 Op 9 januari 2024 heeft Schwarte Bau in een e-mail laten weten dat zij de herstelwerkzaamheden niet uit zal voeren en dat zij zich niet aansprakelijk acht.

4 4. De beoordeling van het geschil

Rechtsmacht en toepasselijk recht 4.1 Schwarte Bau is gevestigd in Duitsland. Het geschil heeft dan ook internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil betreft een burgerlijke en handelszaak als bedoeld in artikel 1 van EU-Verordening Nr. 1215/21012 (Brussel I). Op grond van artikel 18 lid 1 (en overigens ook artikel 7 lid 1 onder a) van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.

4.2 De rechtbank heeft uitvoerig gemotiveerd dat en waarom op de overeenkomst tussen partijen Nederlands recht van toepassing is. Partijen gaan daar ook vanuit. Het hof zal dan ook Nederlands recht toepassen.

Wat niet ter discussie staat 4.3 Partijen zijn het erover eens dat de dakconstructie te licht is. Zij stellen de bevindingen van deskundige [naam2] ook niet (meer) ter discussie. Dat betekent dat ook niet meer ter discussie staat dat de constructie is uitgevoerd volgens de tekening van de door Schwarte Bau ingeschakelde staalleverancier Husen. Evenmin staat de omvang van de schade van Vloet ter discussie.

Is Schwarte Bau tekortgeschoten? 4.4 Volgens Schwarte Bau is zij hoewel sprake was van een te lichte dakconstructie toch niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Allereerst stelt zij (en biedt aan te bewijzen) dat zij van de architect, Van Ringen, toestemming heeft gekregen om HE120 balken in plaats van IPE180 balken te gebruiken. Bovendien voert zij aan dat zij Vloet heeft gewaarschuwd voor het gebruik van deze balken en in dat kader Vloet en Van Ringen heeft geadviseerd om de wijzigingen ter controle aan hun constructeur voor te leggen. Schwarte Bau gaat ervan uit dat Vloet en Van Ringen dat advies naast zich neer hebben gelegd, maar dat neemt niet weg dat zij, Schwarte Bau [geïntimeerden] wel heeft gewaarschuwd en daarmee aan de op haar rustende waarschuwingsplicht (artikel 7:754 BW) heeft voldaan.

4.5 Het betoog van Schwarte Bau is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat in vergelijking met de oorspronkelijke constructie slechts sprake is van een vervanging van twee balken door andere balken. Uit het rapport van deskundige [naam2] blijkt namelijk dat sprake is van meerdere wijzigingen:- Allereerst zouden de zogenaamde randliggers (door [naam2] aangeduid als positie 03) volgens de oorspronkelijke constructie worden uitgevoerd in IPE180. De liggers zijn in werkelijkheid uitgevoerd in HE120A.- Vervolgens zijn de zogenaamde tussenliggers (door [naam2] aangeduid als positie 07) uitgevoerd in HE120A, terwijl deze volgens de oorspronkelijke constructietekening zouden moeten worden uitgevoerd in IPE160 - Ten slotte zijn in plaats van één oorspronkelijke tussenligger in IPE180 twee tussenliggers aangebracht in HE120A (door [naam2] aangehaald als positie 04).

4.6 Alleen de laatste wijziging (positie 04) is vermeld in de detailtekening van 14 oktober 2010 (zie 3.2) en in de detailtekening van [naam3] (zie 3.4). In het verslag van de bouwvergadering van 10 oktober 2010 (zie 3.5) wordt ook alleen aan deze wijziging gerefereerd. Indien Schwarte Bau wil stellen - helemaal duidelijk is dat niet - dat zij ook de beide andere wijzigingen nog voor het aanbrengen van de dakconstructie heeft gemeld, heeft zij die stelling onvoldoende onderbouwd; die stelling vindt geen steun in de genoemde stukken. [geïntimeerden] hebben gemotiveerd bestreden dat Schwarte Bau hen over de wijzigingen in positie 03 en 07 heeft geïnformeerd. Het lag dan ook op de weg van Schwarte Bau om nauwkeurig uiteen te zetten wanneer, op welke wijze en aan wie zij mededeling heeft gedaan van de desbetreffende wijzigingen. Door dat na te laten, heeft zij haar stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd. Het hof gaat er dan ook vanuit dat Schwarte Bau geen melding heeft gemaakt van de als positie 03 en 07 aangeduide wijzigingen, dus ook geen toestemming heeft gekregen voor die wijzigingen en evenmin heeft gewaarschuwd voor de risico’s die verbonden waren aan deze wijzigingen.

4.7 Uit het rapport van deskundige [naam2] volgt dat het met name de wijzigingen in positie 03 is, en dus niet de wijziging in positie 04, die veroorzaakt dat de dakconstructie te licht is. Zoals gezegd kan er niet van worden uitgegaan dat Schwarte Bau [geïntimeerden] tijdig op deze wijziging heeft gewezen en heeft gewaarschuwd voor de risico’s die daaraan verbonden waren. Alleen om deze reden faalt het betoog van Schwarte Bau dat zij de wijzigingen met instemming van [geïntimeerden] heeft gerealiseerd en dat zij [geïntimeerden] voor de risico’s van de wijzigingen heeft gewaarschuwd.

4.8 Verder overweegt het hof nog dat Schwarte Bau ook onvoldoende heeft onderbouwd dat zij [geïntimeerden] (en/of hun architect Van Ringen) heeft geadviseerd om de wijziging ter toetsing aan zijn constructeur voor te leggen. Daarbij is van belang dat op de detailtekening van 14 oktober 2010 (zie 3.2) is vermeld dat de wijziging door de constructeur zal worden gecontroleerd en dat dit door Schwarze Bau (in de persoon van [naam1 ] ) naar Ritsma zou worden doorgezet. Onder deze omstandigheden hoefden [geïntimeerden] er niet vanuit te gaan dat zij zelf ook nog Ritsma moesten vragen de wijziging te controleren. [geïntimeerden] hebben ook bestreden dat Schwarte Bau hun dat heeft geadviseerd. In het licht daarvan heeft Schwarte Bau onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerden] (en/of hun architect) hebben moeten begrijpen dat Ritsma de wijzigingen nog moest goedkeuren. En als [geïntimeerden] dat al hadden moeten begrijpen, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat Schwarte Bau niet heeft geïnformeerd naar de uitslag van deze controle, alvorens de gewijzigde constructie te realiseren.

4.9 De conclusie is dat de bezwaren van Schwarte Bau falen tegen het oordeel van de rechtbank dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst falen.[1]

4.10 Aan bewijslevering komt het hof gelet op het voorgaande niet toe.

De conclusie

4.11 Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Schwarte Bau in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover*.*De rente is, gezien de vordering op dit punt, verschuldigd vanaf vijftien dagen na die betekening.[2]

4.12 De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5 De beslissing

Het hof:

5.1 bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 25 september 2024;

5.2 veroordeelt Schwarte Bau tot betaling van de volgende proceskosten van Vloet: € 827,- aan griffierecht € 1.571,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (1 procespunt x appeltarief III);

5.3 bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 15 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;

5.4 verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

5.5 wijst af wat verder is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.H. Kuiper en M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.

Grief I van Schwarte Bau faalt. Grief II heeft, zoals Schwarte Bau zelf al stelt, geen zelfstandige betekenis.

HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.


Voetnoten

Grief I van Schwarte Bau faalt. Grief II heeft, zoals Schwarte Bau zelf al stelt, geen zelfstandige betekenis.

HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.