Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5371 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 3 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:53713 september 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.358.448
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 597646
arrest in kort geding van 3 september 2025
in de zaak van
B.V. Vitesse
die is gevestigd in Arnhem
hierna: Vitesse
advocaat: mr. B.L.A. van Drunen
tegen:
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond
die is gevestigd in Zeist
hierna: KNVB
advocaat: mr. M.I. van Dijk

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1. Vitesse heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht op 8 augustus 2025 tussen partijen heeft uitgesproken (het "principaal hoger beroep"). Ook de KNVB heeft daartegen hoger beroep ingesteld (het "incidenteel hoger beroep").
1.2. Het hof heeft toestemming gegeven voor behandeling van het hoger beroep als turbo-spoedappel. Het verloop van de procedure in dit hoger beroep blijkt uit:
1.3. De partijen die zich in eerste aanleg hebben gevoegd hebben het hof te kennen gegeven dat zij afzien van voeging in het hoger beroep.
1.4. Het hof heeft een mondelinge behandeling bepaald, die op 1 september 2025 heeft plaatsgevonden. Door en namens partijen zijn de standpunten verder toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van het hof. Van de mondelinge behandeling hebben de griffiers aantekeningen gemaakt.
1.5. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof arrest bepaald. Gezien de spoedeisendheid wordt nu alleen de kern van de zaak en van de motivering gegeven, en de beslissing van het hof. De volledige motivering van de beslissing volgt zo spoedig mogelijk.

2 De kern van de zaak en van de motivering

2.1. Vitesse is lid van de KNVB en neemt op basis van een door de KNVB verstrekte licentie deel aan de door de KNVB georganiseerde betaald voetbalcompetitie, momenteel de Eerste Divisie (Keuken Kampioen Divisie). De Licentiecommissie van de KNVB heeft de proflicentie van Vitesse op 10 juli 2025 ingetrokken. Volgens de Licentiecommissie heeft Vitesse de afgelopen jaren zo vaak de regels overtreden dat er sprake was van een meerjarig patroon van misleiding, omzeiling en ondermijning van het licentiesysteem, en een gebrek aan transparantie. Vitesse ging in beroep bij de Beroepscommissie van de KNVB, maar deze commissie verklaarde op 31 juli 2025 het beroep ongegrond. Daardoor bleef het besluit van de Licentiecommissie in stand.
2.2. Vitesse heeft toen de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland in kort geding gevraagd om de besluiten van de Licentie - en Beroepscommissie te schorsen en de club toe te laten tot de betaald voetbalcompetitie. De voorzieningenrechter heeft dat niet gedaan. Vitesse is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Vitesse heeft het hof gevraagd haar vorderingen in dit kort geding alsnog toe te wijzen. De KNVB vindt dat de vorderingen van Vitesse terecht zijn afgewezen. Zij is het alleen niet eens met een onderdeel van de motivering van de voorzieningenrechter.
2.3. Het hof zal de door Vitesse gevraagde schorsing van de besluiten van de Licentiecommissie en de Beroepscommissie toewijzen en de KNVB veroordelen Vitesse toe te laten tot de betaald voetbalcompetitie. Het hof zal heel kort samenvatten waarom het tot dit oordeel komt.
2.4. Deze zaak betreft een kort geding. Daarin kan de rechter geen beslissingen geven waarmee de rechtstoestand tussen partijen definitief wordt vastgesteld. Dat kan alleen de rechter in een bodemprocedure. Wel kan de rechter in kort geding een onmiddellijke voorziening (voorlopige maatregel) geven. Bij een inhoudelijke beoordeling moet de kort geding rechter zich daarbij richten naar het te verwachten oordeel van de bodemrechter.
Het gaat hier om de toetsing van besluiten van organen van de rechtspersoon KNVB. Op grond van de wet kan de rechter een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigen wegens strijd met regels die het tot stand komen van besluiten regelen, wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid of wegens strijd met een reglement. Bij de toetsing aan de redelijkheid en billijkheid gaat het erom of het orgaan bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Daarbij past terughoudendheid van de rechter. De rechter gaat dus niet op de stoel zitten van het orgaan van de rechtspersoon. In dit kort geding moet dus worden beoordeeld of aannemelijk is dat de rechter in de (inmiddels door Vitesse gestarte) bodemprocedure zal oordelen dat de besluiten van de Licentiecommissie en Beroepscommissie op één van deze gronden niet in stand kunnen blijven.
2.5. Het hof is van oordeel dat dit het geval is. Daarvoor zijn de volgende aspecten van belang:
2.6. Gelet op de belangen die op dit moment spelen, vindt het hof dat de hiervoor genoemde voorzieningen tot schorsing van de besluiten en toelating tot de betaald voetbalcompetities toewijsbaar zijn. Voor de door Vitesse gevorderde rectificatie ziet het hof geen grond. Het hof ziet geen reden om een dwangsom te verbinden aan de veroordelingen, omdat de KNVB heeft verklaard vrijwillig aan de beslissing van het hof te zullen voldoen.
2.7. Zoals vermeld volgt de volledige schriftelijke uitwerking zo spoedig mogelijk.

3 De beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1. vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht van 8 augustus 2025;
3.2. schorst het besluit van de Licentiecommissie van 10 juli 2025 tot intrekking van de licentie van Vitesse met ingang van 11 juli 2025 en het besluit van de Beroepscommissie van 31 juli 2025 met onmiddellijke ingang;
3.3. veroordeelt de KNVB om Vitesse met onmiddellijke ingang toe te laten tot de door de KNVB georganiseerde competities betaald voetbal en te handelen alsof door de Licentiecommissie geen besluit tot intrekking van de licentie werd genomen;
3.4. veroordeelt de KNVB tot betaling van de volgende proceskosten van Vitesse tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter:
€ 714,00 aan griffierecht;
€ 0,00 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan KNVB (KNVB is vrijwillig verschenen);
€ 1.107,00 aan salaris van de advocaat van Vitesse (liquidatietarief kort geding);
en tot betaling van de volgende proceskosten van Vitesse in het principaal en incidenteel hoger beroep:
€ 827,00 aan griffierecht;
€ 119,40 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan de KNVB;
€ 3.642,00 aan salaris van de advocaat van Vitesse (2 procespunten principaal hoger beroep en 1 procespunt incidenteel hoger beroep x het toepasselijke tarief II);
3.5. bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
3.6. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.7. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, D.M.I. De Waele en P.J. van der Korst, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.