Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:5274 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 28 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:527428 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Arrest inhoud

zittingsplaats Leeuwarden

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 31 januari 2025, betreffende

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

  1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 280,- voor: “doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat”. Deze gedraging zou zijn verricht op 20 september 2023 om 08:44 uur op de N206 Zwaardslootseweg, kruising Filmlaan, in Zoetermeer met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

  2. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene niet het rode licht heeft genegeerd, maar dat hij niet is gestopt voor de stopstreep. Hij heeft ruim voor het verkeerlicht een forse remactie ingezet, waardoor hij remmend over de stopstreep ging en tot stilstand kwam voor het verkeerslicht en de kruising niet op is gereden. Op de foto is ook te zien dat de remlichten branden. De advocaat-generaal merkt in het verweerschrift op dat onaannemelijk is dat is gestopt voor de stopstreep, maar twijfel dient te worden uitgelegd in het voordeel van de betrokkene. De gemachtigde verzoekt dan ook de feitcode te wijzigen en het sanctiebedrag te matigen.

  3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.

  4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat onder meer de volgende gegevens:

“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto’s vastgelegd. Foto 1: het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 0,7 seconden. Foto 2: circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden. (…) De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd met een goedgekeurd snelheidsmeetmiddel.”

  1. Het dossier bevat twee foto’s van de gedraging. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig van de betrokkene zich met de achterzijde ter hoogte van de stopstreep en met de voorzijde vlak voor de voetgangersoversteekplaats bevindt, terwijl het verkeerslicht op dat moment 0,7 seconden rood licht uitstraalt. Op de tweede foto, die 0,58 seconden later is genomen, is te zien dat het voertuig verder is gereden en zich op de voetgangersoversteekplaats en met de voorzijde ter hoogte van de verkeerslichten bevindt. Uit de gegevens onderaan de foto’s volgt dat het voertuig met een snelheid van 35 km per uur de stopstreep is gepasseerd.

Op beide foto’s is te zien dat de achterlichten van het voertuig branden, maar niet de remlichten.

  1. De advocaat-generaal heeft ter verduidelijking van de situatie ter plaatse afbeeldingen van Google Street View met opnamedata april 2021 en oktober 2024 ingebracht. Hierop is te zien dat de verkeerslichtinstallatie is geplaatst aan het einde van de voetgangersoversteekplaats.

  2. In het verweerschrift wijst de advocaat-generaal erop dat de lusdetector door inductielussen in het wegdek wordt geactiveerd wanneer een voertuig bij rood licht de stopstreep passeert, zoals het hof ook ambtshalve bekend is. Daarnaast verwijst de advocaat-generaal naar een bij het verweerschrift gevoegd toelichtingsdocument over detectorsnelheidsmeters van het NMi van augustus 2017. Hieruit volgt - voor zover hier van belang - dat een detectielus feitelijk een inductielus in het wegdek is. De lussen bevinden zich achter elkaar op een vaste afstand in het wegdek. Voor het berekenen van de gereden snelheid wordt gebruik gemaakt van een aantal metingen, zoals de tijd tussen het raken van de eerste lus en het raken van de tweede lus, de tijd tussen de eerste lus en tweede lus en de tijd tussen het verlaten van de eerste lus en het verlaten van de tweede lus. Als uit deze metingen geen juiste snelheid berekend kan worden (mogelijk veroorzaakt door bijvoorbeeld sterk afremmen of optrekken van het voertuig) zal de detectorsnelheidsmeter de meting afkeuren en geen snelheid aangeven (zie o.a. paragraaf 3.2 van genoemd toelichtingsdocument). Verder heeft de advocaat-generaal een ten tijde van de gedraging geldende NMi-verklaring van de detectorsnelheidsmeter op de betreffende locatie ingebracht.

  3. Het hof ziet in wat de gemachtigde aanvoert geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de op de foto’s van de gedraging weergegeven snelheid. Uit de door de advocaat-generaal ingebrachte informatie volgt dat in het geval het meetresultaat onbetrouwbaar is, geen snelheid wordt aangegeven. De omstandigheid dat op de foto’s in deze zaak een snelheid is vermeld, betekent dat er een correcte snelheidsmeting heeft plaatsgevonden. Dit brengt mee dat kan worden vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene de stopstreep is gepasseerd met een snelheid van 35 km per uur, terwijl geen sprake is van (in dit geval) sterk afremmen van het voertuig. Daarnaast blijkt uit de foto’s van de gedraging ook niet dat de remlichten van het voertuig branden.

  4. Gelet op de gereden snelheid en de positie van het voertuig ten opzichte van de stopstreep en het verkeerslicht, volgt het hof niet de stelling van de gemachtigde dat de bestuurder krachtig heeft geremd en tijdig voor het verkeerslicht is gestopt. Vastgesteld kan worden dat de gedraging is verricht. Dit brengt eveneens met zich dat het hof geen aanleiding ziet om de feitcode te wijzigen in "niet stoppen voor de stopstreep”, zoals door de gemachtigde is voorgesteld.

  5. Nu de gronden van de gemachtigde geen doel treffen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding is er daarom niet.

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.