ECLI:NL:GHARL:2025:5092 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.356.189/01 (zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 577047)
beschikking van 14 augustus 2025
over de uithuisplaatsing van [de minderjarige]
in de zaak van
[verzoeker](de vader) die woont in [woonplaats1] advocaat: mr. P. Bosma te Almere
en
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland(de GI) locatie Almere
en
[verweerster](de moeder) die woont in [woonplaats1] advocaat mr. J.A. Neslo te Almere
en
[de stiefmoeder] (de stiefmoeder) die woont op een geheim te houden adres.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:de raad voor de kinderbescherming(de raad)regio Midden Nederland, locatie Utrecht.
1 Samenvatting
De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft op 13 mei 2025 de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 28 augustus 2025. Het hof beslist dat deze beslissing wordt vernietigd en legt hierna uit waarom.
2 De feiten
2.1. De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , die [in] 2010 is geboren. Naast [de minderjarige] hebben de ouders nog twee zonen, die ook uit huis zijn geplaatst.
2.2. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] .
2.3. Na de echtscheiding van de ouders bleef [de minderjarige] met haar broertjes bij de moeder wonen. In mei 2018 is [de minderjarige] (met haar broertjes) naar de vader en de stiefmoeder verhuisd.
2.4. [de minderjarige] staat onder toezicht van de GI vanaf 29 augustus 2019. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 23 juli 2024 tot 28 augustus 2025.
2.5. De kinderrechter heeft in 2021 de GI gemachtigd om [de minderjarige] uit huis te plaatsen en de machtiging tot uithuisplaatsing is daarna steeds verlengd.
2.6. In 2022 is [de minderjarige] geplaatst in een crisisgroep. Ze verblijft sinds januari 2023 in een gezinshuis. [de minderjarige] gaat naar gespecialiseerd voortgezet onderwijs. Zij is gedurende alle vakanties, weekenden, vrije dagen en studiedagen bij de vader in zijn gezin.
2.7. De GI heeft de kinderrechter op 29 april 2025 verzocht de ondertoezichtstelling op te heffen. De kinderrechter heeft dit verzoek op 13 mei 2025 afgewezen.
3 Het verloop van de procedure
3.1. De kinderrechter heeft op 13 mei 2025 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 28 augustus 2025. Daartegen richt zich het hoger beroep. De vader is het niet eens met die beslissing en hij wil dat het hof de beslissing tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] ongedaan maakt.
3.2. De GI wil dat de beslissing in stand blijft.
3.3. De moeder wil ook dat de beslissing in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
3.4. Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
3.5. De zitting bij het hof was op 5 augustus 2025. Aanwezig waren:
3.6. [de minderjarige] heeft op 4 augustus 2025 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Zij heeft verteld wat zij vindt van de uithuisplaatsing.
4 Het oordeel van het hof
Wat staat er in de wet
4.1. De kinderrechter kan een machtiging geven om kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen.
Hoe oordeelt het hof?
4.2. Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) heeft in opdracht van de GI onderzoek gedaan naar het woonperspectief van [de minderjarige] . Dit onderzoek heeft geresulteerd in twee rapporten van 24 februari 2025: een rapport met betrekking tot de vader en de stiefmoeder en een rapport met betrekking tot [de minderjarige] . Het NIFP heeft geadviseerd om [de minderjarige] terug te plaatsen bij de vader en de stiefmoeder. Daarnaast wordt geadviseerd te gaan zoeken naar een geschikte beschermde woonplek voor [de minderjarige] , waar zij op termijn naar toe kan verhuizen. De vader en de stiefmoeder zijn het eens met de bevindingen van het NIFP. Zij realiseren zich dat [de minderjarige] op den duur een andere definitieve woonplek zal moeten hebben.
4.3. In het verzoek van de GI van 29 april 2025 tot opheffing van de ondertoezichtstelling meldt de GI dat zij in een multidisciplinair overleg heeft besloten het advies van het NIFP te volgen. Daarbij is volgens de GI het van belang dat met het oog op thuisplaatsing men tot goede afstemming komt met zorgboerderij “ [naam2] ”, er een plan gemaakt wordt waarbij [de minderjarige] afscheid kan nemen op de groep, en er een goede afstemming is met betrekking tot alle praktische zaken die (mogelijk) nog geregeld moeten worden. Hierbij gaat het voornamelijk om het vervoer van [de minderjarige] naar haar school in [plaats1] .
4.4. Het NIFP is op basis van multidisciplinair onderzoek gekomen tot het op 24 februari 2025 uitgebrachte advies, namelijk dat [de minderjarige] de komende jaren bij haar vader en stiefmoeder kan opgroeien. De GI heeft hierop het perspectief van [de minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder bepaald. Het advies van het NIFP, noch het perspectief, staat (nog) ter discussie. Naar het oordeel van het hof is er na het overnemen van het NIFP-advies door de GI geen grond meer voor de verlenging van de uithuisplaatsingen en is vanaf dat moment de ingrijpende maatregel van een uithuisplaatsing niet meer gerechtvaardigd. Van een abrupte terugplaatsing van [de minderjarige] is geen sprake, omdat [de minderjarige] al geruime tijd zeer regelmatig bij de vader en de stiefmoeder verblijft. Daarbij komt dat bij de mondelinge behandeling de vertegenwoordiger van zorgboerderij “ [naam2] ” heeft verklaard dat er geen gefaseerde overgang nodig is als [de minderjarige] teruggaat naar de vader en de stiefmoeder. Aan de ter zitting gemaakte opmerking namens de GI dat het beter is voor [de minderjarige] om in het gezinshuis te blijven omdat dat een passendere plek voor haar is, kan geen gewicht worden toegekend. Deze opmerking is niet nader onderbouwd en uit het NIFP-rapport blijkt dat dat juist niet het geval is. De GI heeft de conclusie van het NIFP ook niet gemotiveerd bestreden en ook geen contra-expertise aangevraagd.
4.5. Voor zover de GI vindt dat er hulpverlening moet worden ingezet, constateert het hof dat de GI niet heeft onderbouwd om welke hulpverlening het dan moet gaan. Als de GI doelt op hulpverlening in het kader van contactherstel tussen [de minderjarige] en haar moeder en broertjes, is dit in strijd met het advies van het NIFP. In het NIFP-rapport staat vermeld dat actief inzetten op contactherstel op dit moment averechts zal werken voor [de minderjarige] . Ook wordt geen therapie voor de trauma-gerelateerde problematiek geadviseerd, maar meer een traumasensitieve bejegening en context in haar leven. [de minderjarige] heeft baat bij rust, reinheid en regelmaat. De vader en de stiefmoeder kunnen [de minderjarige] dit bieden. Daarbij komt dat, voor zover er wel hulpverlening zou moeten worden ingeschakeld, ter zitting is gebleken dat de vader en de stiefmoeder daarvoor open staan en dit kan worden geregeld binnen het kader van de ondertoezichtstelling. Een verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] is daarvoor niet nodig.
4.6. Voor het regelen van het vervoer van en naar school is naar het oordeel van het hof een verlenging van de uithuisplaatsing ook niet nodig, omdat dit ook binnen de ondertoezichtstelling kan gebeuren. Ter zitting is ter sprake gekomen dat de verhuizing van [de minderjarige] naar [woonplaats1] naar haar vader en stiefmoeder, mogelijk tot gevolg heeft dat zij (vanwege de financiering vanuit de gemeente) moet overstappen naar een school in [woonplaats1] . Mocht blijken dat dit nodig is, dan gaat het hof ervan uit dat de moeder haar toestemming voor de schoolwisseling zal geven. Vanzelfsprekend moet [de minderjarige] in dat geval op een goede manier worden voorbereid op een eventuele overstap en in staat gesteld worden om afscheid te nemen van haar oude school. Deze zorgvuldige overgang kan ook plaatsvinden binnen het kader van de ondertoezichtstelling, zodat ook dat geen grond is voor een verlenging van de uithuisplaatsing.
4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan zal maken.
Tot slot overweegt het hof het volgende. Ook ter zitting is gebleken dat er sprake is van een getroebleerde verhouding tussen de jeugdbeschermer enerzijds en de vader en de stiefmoeder anderzijds. Overeenkomstig het advies van het NIFP geeft het hof de GI in overweging om in het belang van [de minderjarige] voor haar een andere jeugdbeschermer aan te wijzen.
Proceskosten
4.8. Iedere partij moet de eigen kosten dragen (compensatie van proceskosten), omdat het hier gaat om een uithuisplaatsing.
5 De beslissing
Het hof:
5.1. vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 13 mei 2025 over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , en beslist:
5.2. wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 augustus 2025 alsnog af;
5.3. compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Knot, mr. M.A.F. Veenstra en mr. F. Menso, bijgestaan door mr. E.M.M. Hendriks Vettehen als griffier, en is op 14 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
artikel 1:265b BW
artikel 1:265c BW