Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4983 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 12 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:498312 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Arrest inhoud

zittingsplaats Leeuwarden

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 november 2024, betreffende

gevestigd te [vestigingsplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 187,50. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 437,50.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

  1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “een voorrangsvoertuig niet voor laten gaan”. Deze gedraging zou zijn verricht op 17 juni 2022 om 16.08 uur op de A27 in Raamsdonkveer met het voertuig met het kenteken

[kenteken] . De kantonrechter heeft het bedrag van de sanctie gematigd wegens schending van de redelijke termijn in eerste aanleg.

  1. De gemachtigde stelt dat de betrokkene de gedraging ontkent. De betrokkene reed wegens de eerder in de procedure aangevoerde omstandigheden op de vluchtstrook. Vervolgens kreeg hij een boete, omdat hij een voorrangsvoertuig niet heeft voorgelaten. Er was sprake van file en de betrokkene reed met een paardentrailer. Gelet hierop kon hij niet naar links sturen om terug in te voegen in de file. In het geval de betrokkene stil was gaan staan op de vluchtstrook, had hij daadwerkelijk het voorrangsvoertuig opgehouden. De betrokkene had dan ook geen andere keuze om door te rijden, zodat het voorrangsvoertuig verder kon doorrijden. Verder verklaart de ambtenaar dat de betrokkene zeker twintig voertuigen heeft gepasseerd over een afstand van 200 meter. De gedraging is onder deze omstandigheden niet verwijtbaar. Wel had de ambtenaar een strafbeschikking kunnen opleggen voor het rijden over de vluchtstrook, maar niet voor deze Muldergedraging.

  2. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.

  3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:

“Ik, verbalisant, zag dat de betrokkene onnodig over de vluchtstrook reed en wij reden er met optische en geluidssignalen achter. De bestuurder liet ons er na het passeren van 20 auto’s, circa 200 meter, pas langs. Overtreden artikel: 50 RVV 1990 Soort weg: autosnelweg, zijnde een voor het openbaar verkeer. Reden geen staandehouding: in verband met een aanrijding op de autosnelweg onderweg met optische en geluidssignalen. (…)”

  1. De betrokkene ontkent de gedraging, maar de aangevoerde argumenten zijn onvoldoende om twijfel te doen ontstaan aan de waarneming van de ambtenaar, die erop neerkomt dat de betrokkene het voorrangsvoertuig waarmee de ambtenaar op de vluchtstrook reed, niet heeft laten voorgaan. Pas na het passeren van twintig voertuigen heeft de betrokkene het voorrangsvoertuig voor laten gaan. De gedraging is verricht.

  2. Met betrekking tot de grond dat de gedraging niet verwijtbaar is verricht, omdat de betrokkene niet anders kon dan te handelen zoals hij heeft gedaan, stelt het hof vast dat de betrokkene niet het standpunt inneemt, dat hij van de vluchtstrook gebruik mocht maken. Volgens de gemachtigde had de ambtenaar daarvoor een sanctie kunnen opleggen. Door zich met zijn voertuig met paardentrailer op de vluchtstrook te begeven en daarover te rijden heeft de betrokkene zich in de positie gebracht dat hij een voorrangsvoertuig, dat op de vluchtstrook reed, niet voor heeft kunnen laten gaan. De grond dat de gedraging niet verwijtbaar is verricht faalt.

  3. Met betrekking tot de grond dat de ambtenaar een sanctie had moeten opleggen voor onnodig gebruik van de vluchtstrook overweegt het hof dat de enkele omstandigheid dat de betrokkene (ook) de vluchtstrook zonder noodzaak heeft gebruikt, niet maakt dat de ambtenaar voor de onderhavige gedraging geen sanctie mocht opleggen. Ook deze grond faalt.

  4. Nu de aangevoerde gronden geen doel treffen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Er bestaat geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Reuver als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.