ECLI:NL:GHARL:2025:4959 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 7 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2025, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. N.G.A. Voorbach, kantoorhoudende te Zoetermeer.
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 187,50. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 907,-.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De beoordeling
-
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft”. Deze gedraging zou zijn verricht op 3 januari 2023 om 20.22 uur op de Karspeldreef in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
-
De gemachtigde stelt dat de betrokkene de gedraging ontkent en zich niet kan verenigen met de beslissing van de kantonrechter. De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat de betrokkene de pijl voor links afslaand verkeer niet volgde. De betrokkene volgde deze pijl wel degelijk. Het feit dat hij na het afslaan direct weer linksaf sloeg, kan niet worden opgevat als het niet volgen van de richting van de voorsorteerstrook. De voorsorteerstrook biedt slechts drie richtingen: links, rechtdoor en rechtsaf. Keren is geen richting, maar een omkeerbeweging en kan dus niet als een schending van de voorsorteerrichtingen worden beschouwd. De betrokkene kon redelijkerwijs niet op de hoogte zijn van het verwijt dat hij de richting van de voorsorteerstrook niet heeft gevolgd, aangezien niet duidelijk is welke andere richting hij dan zou hebben genomen. De richting ‘terug’ is immers geen geldige richting.
Het arrest van het hof van 8 februari 2017 waarnaar de kantonrechter verwijst betreft een situatie waarin de betrokkene werd verweten te hebben gekeerd op de autoweg.
- De gedraging betreft een overtreding van artikel 62 in verbinding met artikel 78, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Artikel 78 van het RVV 1990 luidt voor zover hier van belang:
“ 1.Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. (…)
- De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat de betrokkene als bestuurder gebruik maakte van de voorsorteerstrook met een pijl die wees in de richting linksaf en dat de betrokkene geen gevolg gaf aan deze op de voorsorteerstrook aangegeven richting. De betrokkene reed in de richting: keren terug richting Gooisekant. Combinatie met snelheid en negeren rood licht. Overtreden artikel: artikel 62 jo. 78 lid 1 RVV 1990. Soort weg: een weg, zijnde voor het openbaar verkeer openstaande weg. (…) De gedraging vond plaats binnen de bebouwde kom. Verklaring betrokkene: ik had het niet door.”
- Het hof heeft zich naar aanleiding van de inhoud van het zaakoverzicht en hetgeen de gemachtigde eerder in de procedure heeft aangevoerd aan de hand van Google Street View georiënteerd op de situatie ter plaatse.
© Google 2025, situatie november 2022.
-
Uit deze afbeelding blijkt dat de situatie ter plaatse als volgt is. De Karspeldreef wordt een aantal meters vóór de verkeerslichten opgesplitst in drie voorsorteerstroken. De drie voorsorteerstroken zijn alle voorzien van een in de betreffende richting wijzende pijl. Te zien is dat op de linker voorsorteerstrook - en dus waarop het voertuig van de betrokkene zich bevond - een afbuigende pijl naar links is aangebracht met een hamerkopsymbool. Deze pijlmarkering wordt doorgaans gebruikt als het bij korte afstand van elkaar gelegen kruispunten niet geoorloofd is op het eerste kruispunt naar links of naar rechts af te slaan, maar waarbij het wel gewenst is het op het tweede kruispunt afslaande verkeer te laten voorsorteren.
[2] Verder is op de afbeelding te zien dat vlak na de verkeerslichten een kruispunt volgt en, na de eerste zijweg naar links, een paal met een bord D2 is geplaatst. -
Hetgeen namens de betrokkene wordt aangevoerd, geeft het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaar. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt namelijk dat de betrokkene reed op de voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer en geen gevolg gaf aan deze pijl. De betrokkene is immers na het verkeerslicht - op de (eerstvolgende) kruising - direct twee keer naar links gereden. Hierdoor is de betrokkene feitelijk weer terug gereden in de richting waar hij aanvankelijk vandaan kwam. Het stond de betrokkene - anders dan hij kennelijk meent - echter niet vrij om direct na het passeren van het voor hem geldende verkeerslicht linksaf te slaan. Immers, op de voor de betrokkene bestemde voorsorteerstrook is een afbuigende pijlmarkering naar links aangebracht met een hamerkopsymbool. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat vlak na de eerste kruising ook een bord D2 is geplaatst. De stelling dat keren geen richting is, maar een omkeerbeweging betreft en de betrokkene, gelet daarop, wel degelijk de richting van de voorsorteerstrook heeft gevolgd, treft in casu dan ook geen doel. Het voorgaande brengt mee dat de gedraging kan worden vastgesteld.
-
De aangevoerde grond erop neerkomende dat de motivering van de beslissing van de kantonrechter deels onjuist is, slaagt wel. Het arrest van het hof waarnaar de kantonrechter verwijst ziet immers niet op een vergelijkbare situatie. Nu dit motiveringsgebrek niet tot een andere beslissing op het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie leidt, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen, zij het met verbetering van gronden.
-
Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen.
[3]
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Reuver als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.
Zie ECLI:NL:GHARL:2017:927.
Zie: ‘2.3 Pijlmarkeringen’, CROW21 juli 2025, www.kennisbank.crow.nl.
Vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786.