ECLI:NL:GHARL:2025:4755 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 31 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank NoordHolland van 16 januari 2025, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
Het verloop van de procedure
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De beoordeling
1. De betrokkene voert aan dat hij door overmacht de zitting van de kantonrechter niet heeft kunnen bijwonen. Daarbij merkt de betrokkene op dat hij meer dan 20 boetes heeft ontvangen en daarvoor al geruime tijd brieven ontvangt. Het hof begrijpt dat de betrokkene hierdoor de zaken niet meer uit elkaar kan houden.
2. Het hof stelt voorop dat een betrokkene niet verplicht is om bij de behandeling van het beroep ter zitting van de kantonrechter aanwezig te zijn. De betrokkene wordt dan ook niet verweten dat hij niet bij de zitting aanwezig is geweest. Voor zover de betrokkene zich op het standpunt stelt dat hij niet voldoende in de gelegenheid is geweest om de zitting bij te (kunnen) wonen, overweegt het hof als volgt. In het dossier bevindt zich een (aangetekende) brief van 5 december 2024 waarin de betrokkene is uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter op 16 januari 2025. Deze brief is verstuurd naar het adres van de betrokkene, namelijk [adres] , [woonplaats] . Dat de betrokkene meerdere (beroeps)procedures heeft lopen en de brieven daarvan door elkaar heeft gehaald, is een omstandigheid waarvan de gevolgen voor rekening van de betrokkene komen. De betrokkene had bijvoorbeeld de hulp van een derde kunnen inschakelen om de inkomende post in de gaten te houden en te ondersteunen bij de administratie. Dat het voor de betrokkene niet mogelijk was om in een tijdig stadium hulp te zoeken, is het hof niet gebleken.
3. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beroepschrift tegen de inleidende beschikking geen gronden bevat en dat de officier van justitie daarom terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. In hoger beroep voert de betrokkene aan dat hij nooit de gelegenheid heeft gehad om de gronden van het beroep aan te vullen.
5. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het bezwaar- of beroepschrift ten minste de gronden van het bezwaar of beroep te bevatten. Met de gronden van het beroep worden de redenen bedoeld die de indiener heeft om een besluit vernietigd, gewijzigd of herroepen te krijgen. Als niet is voldaan aan dit vereiste, kan op grond van het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, op voorwaarde dat de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Daarbij moet hij erop worden gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het verzuim niet (tijdig) wordt hersteld. Op grond van artikel 6:17 van de Awb worden, als iemand zich laat vertegenwoordigen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde gezonden.
6. Het hof stelt het volgende vast. Bij brief van 28 februari 2023 is namens de betrokkene administratief beroep ingesteld door mr. Kint van Kint en Hoogenraad Strafrechtadvocaten. In het beroepschrift is aangegeven "cliënt kan zich niet vinden in de opgelegde verkeersboete, noch de hoogte van de verkeersboete". Het beroepschrift bevat daarmee geen gronden als bedoeld in artikel 6:5 van de Awb. De officier van justitie heeft de gemachtigde bij brief van 26 september 2023 erop gewezen dat de volledige gronden van het beroep ontbreken en in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Daarvoor is een termijn van vier weken na dagtekening van die brief gegeven. Daarbij is vermeld dat als de gronden van het beroep niet (tijdig) worden ingediend het beroep ongegrond of niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Bij beslissing van 23 november 2023 heeft de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat geen reactie van de gemachtigde is ontvangen.
7. Nu de betrokkene in administratief beroep is bijgestaan door een gemachtigde was de officier van justitie, gezien artikel 6:17 van de Awb, niet verplicht de (verzuim)brief van 26 september 2023 ook aan de betrokkene te sturen. Het is de verantwoordelijkheid van de gemachtigde om de betrokkene op de hoogte te stellen van het verloop van de procedure, waaronder het indienen van de gronden van het beroep. Dat de gemachtigde dit (mogelijk) heeft nagelaten is een omstandigheid waarvan de gevolgen voor rekening van de betrokkene komen.
8. In aanmerking genomen dat de stelling "cliënt kan zich niet vinden in de opgelegde verkeersboete, noch de hoogte van de verkeersboete" geen grond is als bedoeld in artikel 6:5 van de Awb, en de betrokkene op de juiste wijze (via zijn gemachtigde) in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, heeft de kantonrechter juist geoordeeld en beslist. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Swart als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.