Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4743 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 3 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:47433 juli 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

PIJ P25/0094

Beslissing van 3 juli 2025

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen

[jeugdige],

geboren te [geboorteplaats] op [dag] [maand] 2003,

verblijvende in [jeugdinrichting] (hierna: de jeugdinrichting),

verder te noemen: de jeugdige.

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 10 februari 2025. Deze beslissing houdt in de afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel). Daarnaast heeft de rechtbank voorwaarden vastgesteld.

Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:

  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;

  • de beslissing waarvan beroep;

  • de akte van 21 februari 2025 waarbij de officier van justitie beroep heeft ingesteld;

  • het reclasseringsadvies van 21 februari 2025;

  • het appelschriftuur van de officier van justitie van 5 maart 2025;

  • het tiende perspectiefplan, gedateerd 4 juni 2025;

  • de aanvullende informatie van de jeugdinrichting, gedateerd 5 juni 2025, met als bijlage een aanvullende notitie betreffende het recidiverisico van juni 2025.

Het hof heeft ter zitting van 19 juni 2025 gehoord de advocaat-generaal, mr. I.M. Muller, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.S.E. Bruinen, advocaat te Amsterdam.

Het hof heeft ter zitting tevens als deskundigen gehoord: [reclasseringswerker] , TBS/PIJ-taakspecialist bij de reclassering, en L.M. Paauw, gedragswetenschapper bij de jeugdinrichting.

Overwegingen

Het standpunt van het openbaar ministerie De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank moet worden vernietigd. De rechtbank is te kort door de bocht gegaan door de verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen en voorwaarden te stellen bij de voorwaardelijke beëindiging, zonder dat de jeugdige eerst (succesvol) het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) had doorlopen en zonder daartoe advies te hebben ingewonnen van de reclassering. In beroep is gebleken dat de jeugdige ergens in september 2025 terecht kan in een woning bij [zorginstelling] , maar dat er nog geen concrete datum bekend is. Er is echter nog geen overbruggingsvoorziening gerealiseerd tot aan die overstap. Om de overgang zorgvuldig te laten verlopen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de PIJ-maatregel wordt verlengd tot 1 oktober 2025.

Het standpunt van de jeugdige De jeugdige heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake meer is van een dusdanig risico op recidive dat verlenging van de PIJ-maatregel is vereist. Die maatregel is ook niet meer nodig voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. Daarom kan de maatregel niet meer worden verlengd. De jeugdige is uitbehandeld, maar hij verblijft nog wel in de jeugdinrichting. Hij heeft laten zien dat hij goed kon omgaan met de teleurstellende beslissing van de officier van justitie om in beroep te gaan. Er is nu een geschikte woonplek in het vooruitzicht gesteld. De jeugdige wil niet zonder voorziening zijn totdat hij bij die woonplek terecht kan. Mogelijk kan de PIJ-maatregel worden beëindigd vanaf het moment dat hij bij de nieuwe woonplek terecht kan. Een andere optie is het aanhouden van deze zaak tot eind augustus opdat de jeugdinrichting het hof kan voorlichten over de datum waarop de jeugdige bij de vervolg woonvoorziening terecht kan.

De deskundigen Ter zitting van het hof hebben de deskundigen naar voren gebracht dat de jeugdige is aangenomen voor een nieuwe locatie van begeleid wonen van [zorginstelling] . Deze woonplek wordt op dit moment nog gebouwd. De verwachting is dat deze woonplek in september voor hem beschikbaar zal zijn. De jeugdinrichting stelt zich op het standpunt dat een verlenging van de PIJ-maatregel niet nodig is. Voor de periode tot het moment dat de jeugdige bij [zorginstelling] terecht kan, is gezocht naar een overbruggingsvoorziening met voldoende gelijkwaardige zorg. Deze voorziening is nog niet gevonden. Ook de reclassering staat positief tegenover een niet verdere verlenging van de maatregel en een verblijf bij [zorginstelling] in het kader van de voorwaardelijke beëindiging. Daar is gedegen zorg en hulpverlening aanwezig. De reclassering houdt niet langer vast aan het eerst succesvol moeten doorlopen van het STP. Wel dient de overgang naar [zorginstelling] goed te worden geregeld. Een overbruggingsvoorziening moet een plek zijn waar gelijkwaardige zorg beschikbaar is.

Het oordeel van het hof

Vernietiging Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Indexdelicten Bij vonnis van 25 april 2019 heeft de rechtbank aan de jeugdige de PIJ-maatregel opgelegd ter zake van een poging tot zware mishandeling. Dit is een misdrijf dat gericht was tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Stoornis en recidivegevaar Bij de jeugdige is sprake van een ontremd-sociaal contactstoornis (reactieve hechtingsstoornis) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.

De jeugdinrichting heeft het risico op recidive in geval van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel ingeschat op laag. De kans op agressieve delicten en/of incidenten is het grootst als de druk en spanning oploopt en de jeugdige het overzicht dreigt te verliezen. In een dergelijke situatie zal de jeugdige sneller dan anderen geneigd zijn om wantrouwende gedachten te krijgen, waardoor vijandige interpretaties ontstaan. Indien negatieve opvattingen de overhand nemen en de jeugdige niet wordt ondersteund in de regulatie hiervan, kan dit het risico op agressief gedrag vergroten.

Verlenging Het hof stelt voorop dat de maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige is.

Het hof overweegt dat de jeugdige een goede ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het recidiverisico is fors verlaagd. Na het instellen van beroep door de officier van justitie heeft de jeugdige een terugval gehad. Door de teleurstelling (van het instellen van beroep) was hij minder in contact met de behandelcoördinator, de intern trajectbegeleider en de reclassering. Ook bleek dat de jeugdige weer cannabis had gebruikt. Positief is dat niet is gebleken dat hij psychotisch ontregeld is geraakt en dat hij zich na de terugval heeft herpakt. Zowel de jeugdinrichting als de reclassering kunnen zich vinden in een niet verdere verlenging van de PIJ-maatregel waarbij de jeugdige in het kader van de voorwaardelijke beëindiging kan verblijven bij [zorginstelling] .

Ook het hof acht het verblijf bij [zorginstelling] een passende voorziening in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Het is echter onvoldoende duidelijk wanneer de jeugdige bij [zorginstelling] kan worden geplaatst. Op dit moment is er nog geen overbruggingsvoorziening geregeld voor de periode tot deze voorgenomen plaatsing. Voor het laag blijven van het recidiverisico is continuering van voldoende gelijkwaardige zorg noodzakelijk, zoals ook de deskundigen op zitting hebben benadrukt. Daarnaast is een periode van voorwaardelijke beëindiging zonder overbruggingsvoorziening niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding de maatregel nog kortdurend te verlengen en wel met een periode van vijf maanden. Daarbij gaat het hof ervan uit dat deze periode de jeugdinstelling en de reclassering de gelegenheid biedt voor het spoedig vinden van een geschikte overbruggingsvoorziening.

Einde maatregel Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat tenzij beslist wordt tot verdere verlenging, de maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 28 juli 2025 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 28 juli 2026.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 10 februari 2025 met betrekking tot de jeugdige, [jeugdige] .

Verlengt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van vijf maanden. Aldus gedaan door mr. M. Keppels, voorzitter, mr. G. Mintjes en mr. M.E. van der Werf, raadsheren, en drs. C.J.J.C.M. van Gestel en drs. B. van Giessen, raden, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en op 3 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.

Mr. Mintjes en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.