Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4588 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 23 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:458823 juli 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-005645-24

Uitspraak d.d.: 23 juli 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 december 2024 met parketnummer 84-069467-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2025.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:

Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De economische politierechter heeft verdachte ter zake van - kort gezegd - het opzettelijk overtreden van de Waterwet veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair te vervangen door tien dagen hechtenis.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een vrijspraak komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

dat hij op of omstreeks 11 februari 2023 in de gemeente [gemeente] , al dan niet opzettelijk, stoffen, te weten een hoeveelheid (diesel)olie in een oppervlaktewaterlichaam, te weten het [kanaal] in [plaats] , heeft gebracht, terwijl

a. daartoe geen verstrekkende vergunning was verleend door Onze Minister of het bestuur van het betrokken waterschap,

b. daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, en/of

c. artikel 6.3, eerste tot en met derde lid van de Waterwet niet van toepassing was.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Op grond van de bevindingen van de verbalisant en de verklaring van verdachte ter plaatse kan worden vastgesteld dat verdachte dieselolie in het water heeft gebracht. De grote olievlek in het water past niet bij het lekken van vet uit een frituurpan.

Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld wat voor stoffen in het water zijn gebracht en ook niet waar deze stoffen vandaan zijn gekomen.

Het hof overweegt als volgt. Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Uit het dossier volgt dat verbalisant [verbalisant] op 11 februari 2023 constateert dat in het [kanaal] in [plaats] sprake is van vervuiling van het water met olie. Hij stelt een onderzoek in waarbij hij constateert dat een aantal schepen in het kanaal langs de [richting] ligt afgemeerd, dat tussen twee schepen een vloeistofscheiding op het water drijft en dat hij een geur ruikt die hij herkent als dieselolie. Ter plaatse spreekt verbalisant met verdachte die hem vertelt dat het zou kunnen dat tijdens een reparatie een beetje olie is gemorst. Verdachte denkt dat het zonnebloemolie betreft. Ook later bij de politie verklaart verdachte dat hij vermoedt dat het om zonnebloemolie ging dat afkomstig was uit een kapotte frituurpan die op de drijvende loods heeft gestaan. De naam van het schip van verdachte is ‘ [naam] ’. Uit het dossier blijkt niet welke schepen op welke plek lagen afgemeerd. Op de foto’s gemaakt door verbalisant [verbalisant] is één schip met naam te zien, te weten: ‘ [naam] ’.

Anders dan door de advocaat-generaal is aangevoerd, kan het hof op grond van het dossier niet vaststellen dat verdachte (diesel)olie in het [kanaal] heeft gebracht. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het olie betreft dat afkomstig is van het schip van verdachte of dat op een andere manier door verdachte in het water is gebracht. Dat verdachte met de verbalisant heeft meegedacht over mogelijke oorzaken, doet hieraan niet af.

Bovendien kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld wat voor soort (afval)stoffen in het water zijn gebracht. Er is geen monster genomen om het water te onderzoeken. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat sprake was van (rode) dieselolie, kan dit niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Dat de vlek op basis van de geur en kleur zou kunnen passen bij rode dieselolie, is hiervoor onvoldoende.

Al het voorgaande brengt mee dat het hof niet bewezen acht dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte wordt daarvan daarom vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 17 maart 2023 onder CJIB nummer 8132 5420 0502 6399. Aldus gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. O. Anjewierden, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier, en op 23 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.