ECLI:NL:GHARL:2025:4413 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 17 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.806 (zaaknummer rechtbank Gelderland 11149151)
beschikking van 17 juli 2025
inzake
[verzoekster], wonende te [woonplaats1] ,verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: betrokkene, advocaat: mr. R.N. Brugge.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de besloten vennootschap [naam1] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , verder te noemen: de bewindvoerder,
en
[naam2], wonende te [woonplaats2] .
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind, zittingsplaats Zutphen) van 25 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 januari 2025;
-
een e-mailbericht van de bewindvoerder van 17 maart 2025.
2.2 De mondelinge behandeling heeft op 17 juni 2025 plaatsgevonden. Aanwezig was:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat.
3 De feiten
3.1 Betrokkene is geboren [in] 1971. Bij beschikking van 28 april 2021 heeft de kantonrechter tijdelijk een bewind ingesteld tot 29 april 2026 over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden en de bewindvoerder tot bewindvoerder benoemd. Deze beschikking is op 15 februari 2022 bekrachtigd door dit hof.
3.2 Bij beschikking van 31 juli 2023 heeft de rechtbank het verzoek van betrokkene tot opheffing van het bewind afgewezen. Deze beschikking is bekrachtigd door dit hof op 30 januari 2024.
3.3 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 3 juni 2024, heeft de bewindvoerder verzocht de grondslag van het bewind te wijzigen naar die van de geestelijke en/of lichamelijke toestand van betrokkene.
4 De omvang van het geschil
4.1 Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter verstaan dat de onderbewindstelling betreffende betrokkene wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden is geëindigd en de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene voor onbepaalde tijd onder bewind gesteld op de gewijzigde grondslag namelijk wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand.
4.2 Betrokkene is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de bewindvoerder alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
4.3 De bewindvoerder voert verweer en zij verzoekt, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5 De motivering van de beslissing
5.1 Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als betrokkene toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.2 Het hof stelt voorop dat vast staat dat betrokkene inmiddels schuldenvrij is en dat de grondslag voor het bewind op grond van sub b is vervallen. Aan het hof ligt de vraag voor of momenteel wordt voldaan aan de grondslag van sub a. Het hof is net als de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat daaraan is voldaan. Ter aanvulling overweegt het hof dat de wet voor de beoordeling daarvan niet vereist dat een deskundigenverklaring is afgegeven of medisch onderzoek is gedaan, in tegenstelling tot wat betrokkene aanvoert. De rechter kan zelfstandig beoordelen of betrokkene tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Hiertoe overweegt het hof dat evenals de kantonrechter ook het hof uit eigen waarneming ter zitting is gebleken dat betrokkene buitengewoon warrig communiceert, weinig tijdsbesef heeft en dat zij vreemde dwarsverbanden lijkt te leggen. Verder heeft betrokkene, desgevraagd, op de mondelinge behandeling erkend dat zij meermalen abonnementen heeft afgesloten en vakanties heeft geboekt die later dienden te worden teruggedraaid maar voor deze gang van zaken geen adequate reden kunnen geven. Het hof acht budgetbeheer dan wel het laten voldoen van facturen via automatische incasso, zoals betrokkene stelt haar financiën te willen regelen, niet voldoende bescherming van betrokkene.
5.3 Voor zover betrokkene het hof verzoekt het bewind op te heffen overweegt het hof dat een verzoek aan de kantonrechter hiervoor de aangewezen weg is.
6 De slotsom
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
7 De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, team bewind, zittingsplaats Zutphen, van 25 oktober 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 17 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.