Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4296 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 8 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:42968 juli 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem nummer BK-ARN 23/2334 uitspraakdatum: 8 juli 2025

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 29 juni 2023, nummer LEE 21/2978, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is een aanslag in de erfbelasting opgelegd van € 651.514.

1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag verminderd.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd en de Inspecteur opgedragen het griffierecht te vergoeden.

1.4. De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. A. Hoogland, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

2 Geschil

2.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur de aan belanghebbende opgelegde aanslag erfbelasting tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

2.2. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.

3 Beoordeling van het geschil

3.1. Partijen zijn ter zitting van het Hof overeengekomen dat de aandelen [naam3] niet tot het ondernemingsvermogen behoren en de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) moet worden vastgesteld op € 2.450.000. Partijen zijn akkoord dat de aanslag met in achtneming van deze uitgangspunten wordt verminderd. Het Hof volgt partijen hierin. Dit heeft voor de aanslag de volgende gevolgen:

3.2. De belastingrente wordt overeenkomstig de bestaande regels berekend.

Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

4 Griffierecht en proceskosten

Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

5 Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing over de vergoeding van het griffierecht, – vernietigt de uitspraak van de Inspecteur en – vermindert de aanslag erfbelasting tot een bedrag van € 268.282 berekend naar een belaste verkrijging van € 701.274.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. A.J. Kromhout, in tegenwoordigheid van mr. P.W.L. van den Bersselaar als griffier.

De beslissing is op 8 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(P.W.L. van den Bersselaar) (R.F.C. Spek)

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl. Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan **de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.**Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

  1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.