ECLI:NL:GHARL:2025:4121 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 4 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank NoordNederland van 23 april 2024, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en de inleidende beschikking gewijzigd in zoverre dat het bedrag van de sanctie wordt gematigd tot € 262,50. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 7,20.
Het verloop van de procedure
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen. De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd. Op 17 april 2025 is nog een e-mail van de betrokkene ontvangen. De zaak is behandeld op de zitting van 20 juni 2025. De betrokkene is niet verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .
De beoordeling
-
De betrokkene voert aan dat het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter niet volledig is. Door de kantonrechter is op de zitting aangegeven dat het achterhouden van de filmopname van de gedraging in een strafrechtelijke procedure zonder twijfel consequenties zou hebben gehad in de vorm van een sepot. Verder heeft de betrokkene op de zitting onderbouwd hoe hij tot het bedrag aan verletkosten is gekomen. Beide punten zijn niet opgenomen in het proces-verbaal van de zitting.
-
Een proces-verbaal moet een zakelijke weergave bevatten van wat is voorgevallen op de zitting. Er bestaat geen verplichting voor de kantonrechter om in het proces-verbaal een letterlijke en volledige weergave van de besproken argumenten op te nemen (vgl. het arrest van het hof van
19 maart 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:2421). In dit geval bevat het proces-verbaal, naast de beslissing van de kantonrechter, de standpunten van partijen en een zakelijke weergave van wat er op de zitting is voorgevallen. Daarmee is voldaan aan de gestelde eisen. Deze grond treft geen doel.
-
De betrokkene voert verder aan dat sprake is geweest van het achterhouden van stukken en/of informatie. De betrokkene heeft op 9 januari 2024 gebeld met het Openbaar Ministerie met het verzoek om een scherpere foto van de gedraging. Expliciet werd er toen tegen de betrokkene gezegd dat er geen filmpje was van de gedraging. De zaak moet daarom geseponeerd worden, dan wel alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard.
-
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een filmopname overgelegd die vanuit het voertuig van de ambtenaar is gemaakt op het moment van het vaststellen van de gedraging.
-
Het is vaste rechtspraak van het hof dat de officier van justitie op grond van artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de fase van het administratief beroep gehouden is op verzoek aan de indiener van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. In ieder geval moeten als op de zaak betrekking hebbende stukken worden aangemerkt het zaakoverzicht en (als die is gemaakt) een foto van de gedraging. Er kunnen zich situaties voordoen waarin ook een filmfragment moet worden aangemerkt als een op de zaak betrekking hebbend stuk (vgl. het arrest van 1 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7565).
-
Het hof is van oordeel dat de filmopname in dit geval niet als een op de zaak betrekking hebbend stuk moet worden aangemerkt. Het hof acht hierbij van belang dat uit de stukken van het dossier blijkt dat de ambtenaar zijn beslissing om een sanctie op te leggen niet heeft gebaseerd op deze filmopname, maar op zijn eigen waarneming.
-
Het hof stelt verder vast dat de officier van justitie de filmopname niet heeft geraadpleegd bij de beoordeling van het beroep. De ambtenaar heeft in het aanvullend proces-verbaal van
9 december 2023, dat zich in het dossier bevindt, verklaard dat er video-opnamen zijn gemaakt van de gepleegde overtreding, maar heeft deze niet bijgevoegd bij het aanvullend proces-verbaal. De ambtenaar heeft slechts een foto bijgevoegd van een momentopname van die filmopname. Voor de beoordeling van de bezwaren van de betrokkene door de officier van justitie was het raadplegen van de filmopname ook niet noodzakelijk. Dat het straatnaambordje op de foto niet is te lezen en op de foto geen mobiele telefoon is te zien, brengt dat niet met zich mee. Gelet hierop doet de situatie dat de filmopname potentieel opheldering kan geven over voor de beoordeling van het beroep relevante aspecten waarover redelijkerwijs twijfel bestaat, zich hier niet voor (vgl. overweging 5 van het arrest van het hiervoor genoemde arrest van 1 september 2022).
-
Nu de filmopname geen op de zaak betrekking hebbend stuk is (geworden), was de officier van justitie niet gehouden deze in de fase van het administratief beroep aan de betrokkene te verstrekken. Van schending van de informatieplicht is dan ook geen sprake. Ook deze grond treft geen doel.
-
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 350,- voor: “als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden”. Deze gedraging zou zijn verricht op 30 augustus 2022 om 14:08 uur op de Bornholmstraat in Groningen met het voertuig met het kenteken [kenteken] . De kantonrechter heeft het sanctiebedrag gematigd tot een bedrag van € 262,50 in verband met schending van de hoorplicht door de officier van justitie.
-
De betrokkene ontkent de gedraging. Hij voert aan dat op de foto en de filmopname geen mobiele telefoon is te zien en dat de ambtenaar deze dus ook niet kan hebben gezien. De ambtenaar moet op het verkeer letten en zijn auto besturen, dus zullen zijn waarnemingen altijd minder helder en scherp zijn dan een foto. Er is daarom geen bewijs voor de gedraging. Verder is de foto gemaakt op de Herningweg te Groningen, terwijl de gedraging zou zijn verricht op de Bornholmstraat. De verklaring van de ambtenaar is dus ook op dit punt niet juist. Daarnaast verzoekt de betrokkene het hof om de sanctie van tafel te halen vanwege het feit dat het inkomen van de betrokkene lager is dan het sociaal minimum. Dat blijkt ook uit het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter. Om die reden heeft de betrokkene ook aan het CJIB gevraagd om de sanctie kwijt te schelden.
-
Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
-
De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een smartphone met de linkerhand vasthield. Ik zag namelijk dat hij de telefoon aan zijn linkeroor hield en sprak. Bij de staandehouding zag ik dat het een smartphone betrof die ik herkende als het apparaat dat de bestuurder rijdend heeft vastgehouden. Ik zag dat hij tijdens de gedraging een kruising met vrij liggend fietspad bereed.”
- Het dossier bevat daarnaast het eerder genoemde aanvullend proces-verbaal van
9 december 2023. Hierin verklaart de ambtenaar zakelijk weergegeven dat er video-opnamen van de gedraging zijn gemaakt, dat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld deze opnamen te bekijken, maar dat de betrokkene van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Daarnaast verklaart de ambtenaar dat de dag, de datum, het tijdstip, de plaats, de straat en het kenteken van het voertuig van de betrokkene juist zijn vermeld in de inleidende beschikking.
-
Op de filmopname - die op de zitting van 20 juni 2025 door het hof is bekeken - is het volgende te zien. De filmopname is gemaakt vanuit het voertuig van de ambtenaar die achter het voertuig van de betrokkene rijdt. Beide rijden richting een kruispunt en slaan op de kruising rechtsaf. Gedurende de gehele opname is te zien dat de bestuurder met zijn linkerhand een voorwerp bij zijn linkeroor houdt en praat. Op de eerder genoemde foto van een momentopname van die filmopname is het voertuig van de betrokkene te zien ter hoogte van het kruispunt.
-
De advocaat-generaal heeft een foto van Google Maps Street View overgelegd van het betreffende kruispunt. Hieruit blijkt dat het gaat om het kruispunt van de Herningweg met de Bornholmstraat te Groningen.
-
Het hof ziet in wat de betrokkene aanvoert geen reden om te twijfelen aan de waarneming van de ambtenaar dat de betrokkene als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthield. De ambtenaar heeft gezien dat de bestuurder tijdens het rijden een smartphone met de linkerhand vasthield, dat hij deze aan zijn linkeroor hield en sprak. Dit is ook wat het hof zelf heeft waargenomen tijdens het bekijken van de beelden ter zitting. Wat de betrokkene verder aanvoert komt neer op een enkele ontkenning van de gedraging. Dat is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens in het dossier. Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
-
Het hof ziet ook geen aanleiding om de pleeglocatie te wijzigen, zoals is voorgesteld door de advocaat-generaal. In het zaakoverzicht is vermeld dat de betrokkene tijdens de gedraging op een kruispunt reed. Uit de filmopname, in combinatie met door de advocaat-generaal overgelegde informatie van Google Maps, blijkt dat het hier gaat om het kruispunt van de Herningweg met de Bornholmstraat. Dat foto van een momentopname van die filmopname ziet op de situatie ten tijde van het rijden op de Herningweg betekent niet dat de gedraging (alleen) daar is verricht. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt dat de mobiele telefoon ook nog werd vastgehouden op de kruising. Dit is ook wat door het hof tijdens het bekijken van de beelden ter zitting is waargenomen. Aldus kan worden vastgesteld dat de gedraging (ook) op de Bornholmstraat is verricht.
-
Gelet op wat de betrokkene verder aanvoert, dient het hof te beoordelen of er aanleiding is de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
-
Het hof ziet in de financiële omstandigheden van de betrokkene geen aanleiding om het bedrag van de sanctie (verder) te matigen. Dat de kantonrechter het bedrag van de zekerheidstelling op nihil heeft gesteld, is hiervoor op zichzelf onvoldoende. Het ligt op de weg van de betrokkene om - aan de hand van stukken - aannemelijk te maken dat de (financiële) omstandigheden waarin hij verkeert aanleiding zouden moeten geven tot matiging van het sanctiebedrag. Daarin is de betrokkene niet geslaagd. De betrokkene heeft zijn voorlopige aanslag inkomensafhankelijk bijdrage Zorgverzekeringswet uit januari 2023 en januari 2024 overgelegd. Daarmee is echter onvoldoende onderbouwd dat de betrokkene door de hoogte van het sanctiebedrag onevenredig hard wordt getroffen. Deze stukken geven een onvolledig en niet actueel beeld van de financiële situatie waarin de betrokkene verkeert.
-
Tot slot voert de betrokkene aan dat de kantonrechter het verzoek om vergoeding van verletkosten ten onrechte heeft afgewezen. In de formulieren die de betrokkene ter beschikking zijn gesteld, wordt volgens hem op geen enkele wijze aangegeven dat een verzoek om verletkosten bij een zelfstandig ondernemer moet worden onderbouwd met schriftelijke stukken. In de toelichting staat expliciet dat bewijsstukken slechts overgelegd dienen te worden indien sprake is van een loondienstverband. Op de zitting van de kantonrechter heeft de betrokkene uiteengezet dat hij drie uren kwijt is aan de zitting en dat zijn uurtarief in andere procedures wel op het maximum van het Besluit proceskosten bestuursrecht is vastgesteld door andere gerechtelijke instanties. Het verzoek om vergoeding van reiskosten is ook niet onderbouwd, maar is door de kantonrechter wel voldoende bevonden.
-
De kantonrechter heeft het verzoek om vergoeding van verletkosten afgewezen en daartoe overwogen dat de door de betrokkene opgegeven verletkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze niet met bewijsmiddelen zijn onderbouwd. Naar het oordeel van het hof is dit oordeel terecht en berust het standpunt van de betrokkene op een onjuiste lezing van het formulier. Het is aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat het verzochte bedrag inderdaad de verletkosten betreft. In het door de betrokkene ingevulde formulier is dit ook vermeld, namelijk onder voetnoot 2: ‘bewijsstukken samen met dit formulier overleggen’. Onder de toelichting bij dit formulier is bij ‘verletkosten’ weliswaar vermeld dat indien een partij in loondienst is er een verklaring van de werkgever moet worden overgelegd, maar dit betekent niet dat in andere gevallen geen stukken hoeven te worden overgelegd. Dat het verzoek om reiskosten ondanks het ontbreken van een toelichting wel is toegekend en de betrokkene in andere procedures kennelijk wel zonder onderbouwing verletkosten vergoed heeft gekregen, brengt ook niet mee dat de verletkosten in dit geval vergoed hadden moeten worden. Ook op dit punt treffen de gronden van de betrokkene dus geen doel.
-
Ten behoeve van de betrokkene merkt het hof nog op dat het CJIB niet de mogelijkheid heeft een sanctie kwijt te schelden. Indien de betrokkene het bedrag van de sanctie niet (in één keer) kan voldoen, kan hij contact opnemen met het CJIB om te informeren naar de mogelijkheden van het treffen van een betalingsregeling.
-
Nu de gronden van de betrokkene geen doel treffen, zal de beslissing van de kantonrechter worden bevestigd. Er bestaat geen aanleiding om aan de betrokkene een proceskostenvergoeding in hoger beroep toe te kennen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Willems-Keekstra, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.