Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:4951 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 29 juli 2024

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2024:495129 juli 2024

Arrest inhoud

zittingsplaats Leeuwarden

Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2024, betreffende

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van eiseres is N.R. Snijder (Phalanx B.V.), kantoorhoudende te Eindhoven.

De kantonrechter heeft het beroep van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Dat beroep was ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: verweerder) naar aanleiding van de oplegging van een bestuurlijke boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet met kenmerk [nummer1] . De kantonrechter heeft het bedrag van de boete gematigd tot nihil en heeft bepaald dat hetgeen door eiseres tot zekerheid is gesteld aan haar wordt gerestitueerd.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van eiseres heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Daarnaast is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van eiseres heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Verweerder heeft daarop gereageerd. De zaak is behandeld op de zitting van 16 juli 2024. De gemachtigde van eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. In artikel 154k, tweede lid, van de Gemeentewet is bepaald dat onder meer artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) van overeenkomstige toepassing is in een procedure als hier aan de orde.

2. Artikel 14 van de Wahv bepaalt, voor zover hier van belang, dat hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter als de sanctie bij die beslissing hoger is dan € 110,-.

3. Van deze situatie is hier geen sprake. De kantonrechter heeft het bedrag van de sanctie gematigd tot nihil. In beginsel is het appelverbod dan ook van toepassing.

4. De gemachtigde van eiseres stelt zich op het standpunt dat het appelverbod buiten toepassing moet worden gelaten. Daartoe voert hij aan dat de kantonrechter competentie miste om over de beroepsgronden te oordelen. Zo wist de kantonrechter niet hoe een papiercontainer werkte, maar heeft hij daarover toch geoordeeld in plaats van een deskundige te consulteren. Verder is de beslissing van de kantonrechter gekunsteld. De kantonrechter heeft in het consistent gevoerde verweer van eiseres geen aanleiding gezien om de beschikking te vernietigen, maar wel om het bedrag van de sanctie te matigen. Door de beslissing op deze wijze te formuleren wordt een appelverbod gecreëerd en de gemeente de hand boven het hoofd gehouden. Voorts is artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geschonden. Het gaat hier om een punitieve sanctie, zodat de waarborgen van artikel 6 van het EVRM van toepassing zijn. De gemachtigde verwijst in dit verband naar de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 8 december 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5711. In dit geval is geen sprake geweest van een eerlijk proces. Zo is sprake van omkering van de bewijslast, vernietiging van bewijs, schending van de onschuldpresumptie, ongelijke behandeling en willekeur. Tot slot voert de gemachtigde aan dat de beslissing van de kantonrechter nauwelijks tot niet is gemotiveerd en dat de kantonrechter op één na alle beroepsgronden onbehandeld heeft gelaten. Zo is de kantonrechter niet ingegaan op het uitdrukkelijke verzoek om een proceskostenvergoeding, terwijl eiseres wel in het gelijk is gesteld en dus recht had op een proceskostenvergoeding. Ook heeft de kantonrechter de zaak behandeld als een Wahv-zaak, terwijl het geen Wahv-kwestie betreft. Het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter bevat een onvolledige en onjuiste weergave van wat er op de zitting naar voren is gebracht.

5. In artikel 6 van het EVRM ligt het recht op toegang tot de rechter besloten. Wanneer een beroep wordt gedaan op schending van dit recht en dit beroep wordt gegrond bevonden, kan het wettelijk appelverbod buiten toepassing worden gelaten (vgl. het arrest van het hof van 12 juli 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:6402).

6. De klachten van de gemachtigde komen er in de kern op neer dat kantonrechter een onjuiste beslissing heeft genomen. Dit zijn geen klachten die betrekking hebben op het recht op toegang tot de rechter. Aldus bestaat er geen reden om het appelverbod buiten toepassing te laten. Het hoger beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

7. Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding in hoger beroep bestaat geen aanleiding, zodat het verzoek daarom zal worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;

wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.

Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.