Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:2466 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 21 februari 2024

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2024:246621 februari 2024

Arrest inhoud

PIJ P23/355

Beslissing van 22 februari 2024

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[jeugdige],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,

verblijvende in Rijks Justitiële Jeugdinrichting [naam jeugdinrichting] te [plaats] (hierna: [naam jeugdinrichting] ),

verder te noemen de jeugdige.

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 28 september 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen *(hierna: PIJ-maatregel)*met een termijn van zes maanden.

Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:

Het hof heeft ter zitting van 8 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal,

mr. R.J.A. Segerink, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

Het hof heeft ter zitting als deskundigen gehoord:

[naam 1] , GZ-psycholoog bij [naam jeugdinrichting] ;

[naam 2] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige De raadsman heeft verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, maar lijkt erg te worden ingegeven door zelfbescherming van de reclassering. De geweldsuitbarstingen van de jeugdige hebben vooral te maken met de uitzichtloosheid en de frustraties. Er moet een vervolgplek worden gevonden. Als de PIJ-maatregel wordt verlengd, blijft de zoektocht naar een vervolgplek alleen maar doorpruttelen.

Het standpunt van het openbaar ministerie De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. De jeugdige heeft nog behandeling en begeleiding nodig. Het is schrijnend en onvoorstelbaar dat er geen vervolgplek voor de jeugdige gevonden kan worden. Het kan niet zo zijn dat de jeugdige na de PIJ-maatregel zonder begeleiding op straat wordt gezet. Er moet een oplossing worden gevonden. Desondanks is niet in het belang van een zo gunstige mogelijke ontwikkeling van de jeugdige om de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel af te wijzen. Gelet op de problematiek en het hoge recidiverisico is het van belang dat de PIJ-maatregel wordt verlengd.

Het oordeel van het hof

Verlenging van de PIJ-maatregel Het hof is onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op de juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.

Het hof stelt voorop dat de PIJ-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de PIJ-maatregel eist en die verlenging ook in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.

Het hof neemt in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat, als de PIJ-maatregel niet wordt verlengd, en deze daarmee voorwaardelijk eindigt in de zin van artikel 77t, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de jeugdige zonder begeleiding van de zijde van de reclassering op straat komt te staan en ook niet is voorzien in andersoortige begeleiding. Ook is ter zitting gebleken dat de jeugdige niet kan terugvallen op familie of anderen en dat de jeugdige niet weet bij wie en waar hij terecht kan. Er is dus vooralsnog niets voor hem geregeld. Het hof stelt vast dat de jeugdige begeleiding en opvang behoeft en dat, nu er niets is geregeld, beëindiging van de maatregel op dit moment niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.

Desalniettemin stelt het hof vast dat de maatregel hoe dan ook binnen afzienbare tijd zal eindigen. Ter zitting is gebleken dat de reclassering zich uitsluitend richt op een opname in een instelling en dat grote terughoudendheid bestaat om, als zo’n plaatsing niet mocht lukken, de jeugdige via te stellen voorwaarden ambulant hulp en steun te verlenen, mede of vooral omdat de reclassering niet verwacht dat de jeugdige zich aan zulke voorwaarden zal houden. De jeugdige heeft echter ter zitting aangeven dat hij bereid is zich aan voorwaarden te houden.

Het hof acht het van groot belang dat [naam jeugdinrichting] en de reclassering de jeugdige zo goed en zo veel mogelijk voorbereiden op de uiteindelijke stap naar buiten en dat de reclassering zich nader beraadt over het verlenen van hulp en steun tijdens de voorwaardelijke beëindiging en over het in dat verband formuleren van voorwaarden in een ambulant kader voor het geval een plaatsing in een instelling toch niet mocht lukken,

Einde PIJ-maatregel Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat, tenzij beslist wordt tot verdere verlenging, de PIJ-maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 9 maart 2024 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 9 maart 2025.

BESLISSING

Het hof:

Bevestigt met aanvulling van gronden als voormeld de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 28 september 2023 met betrekking tot de jeugdige [jeugdige].

Aldus gedaan door mr. G. Mintjes, voorzitter, mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren, en drs. I.E. Troost en dr. K.J. de Wijs-Heijlaerts, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier, en op 22 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.

Mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.