Artikel 67 (Meervoudige kamer Hof Arnhem-Leeuwarden deskundige leden)
1. Het bestuur van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vormt een meervoudige kamer die is belast met het behandelen en beslissen van zaken in beroep als bedoeld in de artikelen 6:6:15, 6:6:23f en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering. Het bestuur bepaalt de bezetting van deze kamer.
2. Deze kamer is voorts belast met de hem opgedragen taken in artikel 43b van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen en de artikelen 2:11, derde lid, en 2:27, vierde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties. Deze kamer is tevens belast met het geven van de last, bedoeld in artikel 37a, zesde en zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3. Deze kamer wordt voor de beslissing in zaken in beroep als bedoeld in de artikelen 6:6:15 en 6:6:37, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aangevuld met twee personen, niet zijnde rechterlijk ambtenaar, als deskundige leden. In de overige zaken kan de voorzitter van de kamer deze leden toevoegen. Op de deskundige leden zijn de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 tot en met 13g van deze wet en de artikelen 46c, 46ca, 46d, 46f, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk artikel 46o, tweede lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan: bestuur onderscheidenlijk president van het gerecht. Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van deze wet op hen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit, zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.
4. De deskundige leden worden bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van vijf jaar. Er kunnen ook plaatsvervangers worden benoemd. Zij worden op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen.
5. De deskundige leden leggen alvorens zij met hun werkzaamheden aanvangen de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de bijlage bij deze wet. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over hun beëdiging.
6. Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin een deskundig lid of een plaatsvervangend lid van de penitentiaire kamer de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het kostuum, de afwezigheid, de afwisseling, de vergoeding voor reis- en verblijfskosten en nadere vergoeding van de deskundige leden en hun plaatsvervangers.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bestuur van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vormt een meervoudige kamer die is belast met het behandelen en beslissen van zaken in beroep als bedoeld in de artikelen 6:6:15, 6:6:23f en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering. Het bestuur bepaalt de bezetting van deze kamer.
Dit lid stelt dat het bestuur van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een meervoudige kamer samenstelt. Deze kamer heeft als taak (is belast met) het behandelen van en het nemen van beslissingen in zaken die in beroep worden voorgelegd, zoals omschreven in de artikelen 6:6:15, 6:6:23f en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering. Hetzelfde bestuur beslist ook wie er in deze kamer zitting nemen (bepaalt de bezetting).
2. Deze kamer is voorts belast met de hem opgedragen taken in artikel 43b van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen en de artikelen 2:11, derde lid, en 2:27, vierde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties. Deze kamer is tevens belast met het geven van de last, bedoeld in artikel 37a, zesde en zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit lid voegt toe dat de eerdergenoemde kamer bovendien (voorts) verantwoordelijk is voor de taken die aan haar zijn toegewezen (hem opgedragen) in artikel 43b van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen. Daarnaast is de kamer belast met taken zoals beschreven in artikel 2:11, derde lid, en artikel 2:27, vierde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties. Verder heeft deze kamer ook de taak om de last te geven zoals bedoeld in artikel 37a, zesde en zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3. Deze kamer wordt voor de beslissing in zaken in beroep als bedoeld in de artikelen 6:6:15 en 6:6:37, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aangevuld met twee personen, niet zijnde rechterlijk ambtenaar, als deskundige leden. In de overige zaken kan de voorzitter van de kamer deze leden toevoegen. Op de deskundige leden zijn de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 tot en met 13g van deze wet en de artikelen 46c, 46ca, 46d, 46f, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk artikel 46o, tweede lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan: bestuur onderscheidenlijk president van het gerecht. Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van deze wet op hen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit, zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.
Dit lid bepaalt dat de kamer, wanneer zij beslist in zaken in beroep zoals genoemd in artikel 6:6:15 en artikel 6:6:37, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, wordt uitgebreid (aangevuld) met twee personen. Deze personen zijn geen rechterlijk ambtenaar maar treden op als deskundige leden. In andere (overige) zaken heeft de voorzitter van de kamer de mogelijkheid (kan) om deze deskundige leden toe te voegen. Voor deze deskundige leden gelden (zijn van overeenkomstige toepassing) de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie (deze wet), alsmede de artikelen 46c, 46ca, 46d, 46f, 46i (met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c), 46j, 46l (eerste en derde lid), 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Hierbij geldt (met dien verstande dat) dat bij de overeenkomstige toepassing van artikel 46j respectievelijk artikel 46o, tweede lid, onder 'functionele autoriteit' wordt verstaan: het bestuur respectievelijk de president van het gerecht. Ook (tevens) zijn de artikelen 44 (eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid) en 44a (eerste tot en met achtste en tiende lid) van de Wet op de rechterlijke organisatie op hen van overeenkomstige toepassing. Daarbij geldt dat het bestuur van het gerecht als hun functionele autoriteit wordt beschouwd (aangemerkt), dat zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, gelijkgesteld worden met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en dat de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid uitoefent die in artikel 44, zesde lid, wordt genoemd.
4. De deskundige leden worden bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van vijf jaar. Er kunnen ook plaatsvervangers worden benoemd.
Dit lid specificeert dat de deskundige leden worden benoemd door middel van een koninklijk besluit. Hun benoeming is voor een termijn (periode) van vijf jaar. Het is ook mogelijk dat er plaatsvervangers voor deze deskundige leden worden benoemd.
5. De deskundige leden leggen alvorens zij met hun werkzaamheden aanvangen de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de bijlage bij deze wet. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over hun beëdiging.
Dit lid schrijft voor dat de deskundige leden, voordat (alvorens) zij beginnen met hun werkzaamheden (aanvangen), de eed of belofte moeten afleggen. Dit moet gebeuren volgens het formulier dat is vastgelegd in de bijlage van de Wet op de rechterlijke organisatie (deze wet). Er zullen regels over hun beëdiging worden vastgesteld (gesteld) door middel van een algemene maatregel van bestuur.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het kostuum, de afwezigheid, de afwisseling, de vergoeding voor reis- en verblijfskosten en nadere vergoeding van de deskundige leden en hun plaatsvervangers.
Dit lid bepaalt dat er via een algemene maatregel van bestuur regels zullen worden opgesteld (gesteld) betreffende diverse aspecten van de deskundige leden en hun plaatsvervangers. Deze regels gaan over hun kledingvoorschriften (kostuum), hun afwezigheid, de manier waarop zij elkaar afwisselen, de vergoeding die zij ontvangen voor reis- en verblijfskosten, en eventuele andere (nadere) vergoedingen.