ECLI:NL:GHAMS:2025:2591 - Gerechtshof Amsterdam - 26 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
afdeling strafrecht parketnummer: 23-002075-24 (ontneming) datum uitspraak: 26 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2024 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met parketnummer 15-103217-23 tegen de betrokkene:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997, adres: [adres] .
Procesgang
Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, Sr wordt geschat, wordt vastgesteld op € 5.374,78 en aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De politierechter heeft bij vonnis van 16 september 2024 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 5.374,78 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
Namens de betrokkene is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Veroordeling in de strafzaak
Bij arrest van dit hof van 26 september 2025 in de strafzaak heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 16 september 2024, bij welk vonnis de betrokkene is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het telen van 56 hennepplanten, bevestigd, met uitzondering van de straf.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw en de betrokkene naar voren hebben gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
Bespreking van het verweer met betrekking tot het koolstoffilter
Standpunt van de verdediging Voor het eerst ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging aangevoerd dat het aangetroffen koolstoffilter tweedehands kan zijn geweest en dat een eerdere oogst daarom onvoldoende aannemelijk is geworden en de ontnemingsvordering om die reden moet worden afgewezen.
Oordeel van het hof Daargelaten dat het standpunt van de verdediging niet is onderbouwd met enig concreet of verifieerbaar gegeven waaruit volgt dat het doek tweedehands is aangeschaft/verkregen door de betrokkene: uit het proces-verbaal indicatoren eerdere oogsten (PL1100-2021022868-9, pp. 010 en 011 van het strafdossier met fotobijlage) volgt dat het filterdoek was vervuild en dat het aannemelijk is dat de vervuiling daarvan in de kwekerij is opgetreden, gelet op de egale vervuiling daarvan die pas na langere tijd optreedt en veroorzaakt wordt door kleine stofdeeltjes. Het hof acht het niet aannemelijk dat deze vervuiling van dergelijke fijne deeltjes bij een tweedehands koop en daarbij behorende verhuizing, op dezelfde manier aanwezig zou blijven op het filterdoek. Daarbij komt dat dit vervuilde filterdoek niet de enige indicator betreft, maar in samenhang moet worden bezien met de overige indicatoren, waaronder een bak met gebruikte stekblokken en knipschaartjes met hennepresten.
Het verweer wordt verworpen.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. Stalenhoef, mr. M. Senden en mr. L. Daum, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 september 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================= […]
[…]