Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:2529 - Hof Amsterdam: Verstoorde relatie is gewichtige reden voor ontslag familiebewindvoerder - 23 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHAMS:2025:252923 september 2025

Essentie

Het hof oordeelt dat een ernstig verstoorde communicatie en het ontbreken van samenwerking tussen de bewindvoerder (dochter) en de betrokkene (moeder) een gewichtige reden voor ontslag vormt op grond van artikel 1:448 lid 2 BW, ook als de bewindvoerder geen taken heeft verzaakt.

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.353.034/01 (hoofdzaak) en 200.353.034/02 (schorsingsverzoek) zaaknummer rechtbank: 11612822 BM VERZ 25-934 MVH

beschikking van de meervoudige kamer van 23 september 2025 in de zaak van

[de dochter] , voormalig bewindvoerder, wonende te [plaats B] , verzoekster in hoger beroep, hierna: de dochter, advocaat: mr. C.C. Sneper te Amersfoort,

Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:

  • [betrokkene] (hierna: de betrokkene);

  • [naam 1] en [naam 2] , vennoten van Auxilium Hoorn , (de huidige bewindvoerder, hierna te noemen: Auxilium ), bijgestaan door mr. M.Th.A.M. Mes, advocaat te Hoorn.

Het hof heeft als informant aangemerkt:

  • [naam 3] h.o.d.n. Samen met [naam 4] (hierna: de mentor).

1 De zaak in het kort

1.1 De zaak gaat over het ontslag van de dochter als bewindvoerder.

1.2 De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) heeft in een beschikking van 27 maart 2025 (hierna: de bestreden beschikking) bepaald dat de dochter wordt ontslagen als bewindvoerder van de betrokkene en heeft [naam 1] en [naam 2] verbonden aan Auxilium tot opvolgend bewindvoerders benoemd. De dochter is het daarmee niet eens en wil dat zij de bewindvoerder blijft ofwel dat een andere professionele bewindvoerder wordt benoemd. De huidige bewindvoerders zijn het wel eens met de bestreden beschikking.

2 De procedure in hoger beroep

2.1 De dochter is op 1 april 2025 met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking (zaaknummer 200.353.034/01). Zij heeft daarnaast verzocht de werking van de bestreden beschikking te schorsen (zaaknummer 200.353.034/02).

2.2 Auxilium heeft op 16 juli 2025 in beide zaken een verweerschrift ingediend.

2.3 Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:

  • een bericht namens de dochter van 1 augustus 2025, met bijlagen;

  • een bericht van de mentor van 5 augustus 2025, met bijlage.

2.4 De zitting heeft op 15 augustus 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

  • de dochter, bijgestaan door haar advocaat;

  • Auxilium , bijgestaan door zijn advocaat;

  • de mentor.

De betrokkene is – na behoorlijk te zijn opgeroepen – met bericht van afmelding niet ter zitting verschenen.

2.5 Na partijen daarover op zitting te hebben gehoord, heeft het hof besloten om betrokkene niet te bezoeken om met haar te gaan praten over de verzoeken die voorliggen. Het hof, gehoord partijen en de mentor, is van oordeel dat dit te belastend voor haar zal zijn.

3 De feiten

3.1 De betrokkene is geboren [in] 1963 te [plaats B] . Zij is de moeder van de dochter. De betrokkene is gediagnosticeerd met een uitgebreide neurocognitieve stoornis.

3.2 Bij beschikking van de kantonrechter van 21 augustus 2024 is op verzoek van de dochter als gevolg van de lichamelijke en geestelijke toestand van betrokkene een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene, met benoeming van de dochter als bewindvoerder.

3.3 Bij beschikking van de kantonrechter van 21 augustus 2024 is ook een mentorschap ingesteld, met benoeming van de dochter tot mentor. Bij beschikking van 2 december 2024 is de dochter op haar eigen verzoek ontslagen als mentor waarbij mevrouw [naam 3] h.o.d.n. Samen met [naam 4] tot opvolgend mentor is benoemd

3.4 In de procedure bij de kantonrechter heeft betrokkene zelf het verzoek gedaan om de dochter als bewindvoerder te ontslaan en om Auxilium als opvolgend bewindvoerder te benoemen.

4 De omvang van het hoger beroep

4.1 De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de dochter wordt ontslagen als bewindvoerder van de betrokkene en heeft Auxilium tot bewindvoerder benoemd. In zoverre is het eigen verzoek van betrokkene toegewezen.

4.2 De dochter verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat:

  • de benoeming van de heer [naam 2] en mevrouw [naam 1] als opvolgende bewindvoerders ongedaan wordt gemaakt:

  • de dochter opnieuw wordt benoemd tot bewindvoerder;

  • als zij niet tot bewindvoerder wordt benoemd, een onafhankelijke bewindvoerder wordt benoemd, zoals [naam 5] van Budget met Beleid .

Het in het beroepschrift gedane verzoek van de dochter om een andere mentor te benoemen is ter zitting door de dochter ingetrokken.

4.3 Auxilium verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de dochter niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel haar verzoeken in hoger beroep ongegrond en onbewezen te verklaren.

5 De motivering van de beslissing

Schorsing (zaaknummer 200.353.034/02)

5.1 Het hof zal bij deze beschikking uitspraak doen in de hoofdzaak. Gelet hierop heeft de dochter geen belang meer bij haar verzoek tot schorsing. Dit brengt mee dat het hof het verzoek tot schorsing zal afwijzen.

De hoofdzaak (zaaknummer 200.353.034/02)

Het wettelijk kader

5.2 In artikel 1:448, eerste lid aanhef en sub e en tweede lid, BW is bepaald dat de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag kan worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden. Dit verzoek kan ook worden gedaan door bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad.

5.3 Uit artikel 1:435, derde lid, BW volgt dat de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.

De standpunten

5.4 De grief van de dochter richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat er gronden zijn om haar als bewindvoerder te ontslaan en Auxilium tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. De dochter is van mening dat zij haar rol als bewindvoerder met toewijding, zorg en integriteit heeft vervuld. Onder de bewindvoering van de dochter werd de financiële situatie van de betrokkene gestabiliseerd: schulden werden afgelost en er werd leefgeld uitgekeerd. Haar optreden is steeds ingegeven geweest door oprechte bezorgdheid voor het welzijn van haar moeder. Deze houding, die getuigt van opoffering en verantwoordelijkheidsgevoel, verdient erkenning in plaats van uitsluiting door middel van haar ontslag als bewindvoerder. Als er geen fouten zijn vastgesteld ontbreekt de rechtsgrond voor het ontslag. Uit de wet volgt dat een familielid als eerste in aanmerking dient te komen om als bewindvoerder te worden benoemd, tenzij er zwaarwegende redenen tot ontslag zijn. De kantonrechter noemt die zwaarwegende redenen niet. Een tijdelijke communicatiestoornis betekent niet dat de dochter niet geschikt is als bewindvoerder. De vermeende verstoorde relatie tussen de betrokkene en de dochter is terug te voeren op de cognitieve beperkingen van betrokkene. De kantonrechter heeft er onvoldoende rekening mee gehouden dat het gedrag van de betrokkene beïnvloed wordt door haar stoornis. De zogenaamde eigen voorkeur van betrokkene voor benoeming van Auxilium als bewindvoerder is afkomstig van de opvolgend mentor en niet van de betrokkene zelf. De professionaliteit van Auxilium als bewindvoerder is twijfelachtig en had door de kantonrechter onderzocht moeten worden. Het ontslag van de dochter als bewindvoerder en de benoeming van de opvolgend bewindvoerders is een schending van artikel 6 en 8 EVRM, aldus de dochter.

5.5 De bewindvoerder is van mening dat de kantonrechter terecht is overgegaan tot het ontslaan van de dochter als bewindvoerder en tot de benoeming van Auxilium als professioneel bewindvoerder. Door de verstoorde relatie en vertrouwensband tussen de betrokkene en de dochter is een samenwerking onmogelijk geworden en kan geen juiste invulling aan de wettelijke taken van de bewindvoerder meer worden gegeven. De betrokkene heeft uitdrukkelijk aangegeven dat het haar voorkeur heeft dat Auxilium tot bewindvoerder wordt benoemd, bij de kantonrechter had zij daar ook om verzocht. Tot op heden loopt het contact met de betrokkene goed, aldus Auxilium .

5.6 De mentor heeft ter zitting verklaard dat het naar omstandigheden goed gaat met de betrokkene. De intensieve zorg is afgeschaald, betrokkene gebruikt geen medicatie en ontvangt twee keer per week thuisbegeleiding.

De beoordeling door het hof

5.7 Het hof is van oordeel dat de kantonrechter de dochter terecht heeft ontslagen als bewindvoerder over de goederen van de betrokkene. Ook is het hof van oordeel dat Auxilium op juiste gronden als opvolgend bewindvoerder is benoemd. Het hof overweegt daartoe het volgende.

5.8 Er zijn geen aanwijzingen dat de dochter in de uitvoering van haar taken als bewindvoerder is tekortgeschoten. Niettemin is het hof van oordeel dat er gewichtige redenen - in de zin van artikel 1:448 lid 2 BW- aanwezig zijn om de dochter te ontslaan als bewindvoerder. Voor een behoorlijke uitvoering van het bewind is het noodzakelijk dat er sprake kan zijn van overleg en de bewindvoerder en de betrokkene in enige mate kunnen samenwerken. Het hof stelt in dat kader vast dat tussen de dochter en betrokkene een basis voor de benodigde samenwerking ontbreekt. De communicatie tussen de betrokkene en de dochter is al geruime tijd zodanig verstoord dat een samenwerking niet mogelijk is. De dochter heeft in hoger beroep verklaard dat zij geen rechtstreeks contact meer kan hebben met haar moeder omdat haar moeder dit stelselmatig blijft afhouden. Slechts incidenteel ontmoeten zij elkaar toevallig op straat, waarbij zij elkaar zo nu en dan op afstand groeten. Van daadwerkelijk overleg of gesprekken over de uitvoering van het bewind is geen sprake. Dit gebrek aan samenwerking en ook de kennelijke onrust die dit bij de betrokkene veroorzaakt en haar eigen wens dat de dochter als bewindvoerder wordt ontslagen, maken dat het niet langer in het belang van betrokkene is dat de dochter bewindvoerder is. Het hof heeft begrip voor de emotioneel ingewikkelde positie waarin de dochter zich bevindt ten opzichte van de betrokkene – haar moeder - en ook haar wens om een goed contact met haar te hebben en de juiste zorg voor haar te organiseren is invoelbaar. Voor het hof vormt de verstandhouding tussen de dochter en haar moeder echter geen aanleiding om de dochter weer tot bewindvoerder te benoemen. Daarbij weegt voor het hof mee dat de betrokkene meerdere malen heeft verklaard dat zij niet wenst dat haar dochter haar belangen op deze wijze behartigt, maar dat zij wil dat Auxilium deze taak uitvoert. Gelet op het voorgaande is het hof met de kantonrechter van oordeel dat het in het belang van de betrokkene is dat het bewind door een professionele bewindvoerder wordt uitgevoerd.

5.9 Subsidiair heeft de dochter verzocht om [naam 5] van Budget met Beleid tot bewindvoerder te benoemen. Het hof overweegt daarover het volgende. Niet is gebleken dat de door de kantonrechter benoemde bewindvoerder, Auxilium , zijn taken niet naar behoren uitoefent. Uit de stukken noch uit hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, blijkt dat Auxilium in de uitvoering van zijn taak is tekortgeschoten. De mentor heeft tijdens de zitting namens de betrokkene verklaard dat zij tevreden is met de bewindvoerders en goed contact met hen onderhoudt, hetgeen door de bewindvoerder is bevestigd. Wel is duidelijk geworden dat de samenwerking tussen de dochter en de bewindvoerder moeizaam verloopt. Dit gegeven acht het hof echter onvoldoende grond om een andere professionele bewindvoerder te benoemen. Uit de stukken blijkt immers niet dat de financiële belangen van de betrokkene in het geding zijn. Dat de dochter stelt minder bij de zorg van de betrokkene betrokken te zijn sinds de benoeming van de professionele bewindvoerder, doet daar niet aan af.

Nu met onderhavige beslissing van het hof duidelijk is wie de bewindvoerder van betrokkene is, gaat het hof er van uit dat de dochter, de bewindvoerder en de mentor is staat zijn om alsnog tot een werkbare samenwerking te kunnen komen voor zover dit nodig is voor een goede uitoefening van het bewind en het mentorschap.

5.10 Uit het voorgaande volgt dat met de bekrachtiging van de bij de bestreden beschikking opgelegde maatregel geen sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het gezinsleven van de dochter en de betrokkene, zoals door de dochter is aangevoerd. De maatregelen zijn noodzakelijk en proportioneel en overigens gegrond op de wet. Het beroep op het EVRM faalt derhalve.

5.11 Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6 De beslissing

Het hof:

In de hoofdzaak:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst af het anders of meer verzochte;

in het incident tot schorsing:

wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. F. Kleefmann en mr. A.B. Sluijs, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier en is op 23 september 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.