Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Amsterdam

ECLI:NL:GHAMS:2025:2184 - Gerechtshof Amsterdam - 19 augustus 2025

Arrest

ECLI:NL:GHAMS:2025:218419 augustus 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.349.571/01 zaaknummer rechtbank: C/13/747139 / FA RK 24/1345 (JK/LN)

beschikking van de meervoudige kamer van 19 augustus 2025 in de zaak van

[de vader] , wonende te [plaats A] , verzoeker in hoger beroep, hierna: de vader, advocaat: mr. E.A.M. Ramakers te Maastricht,

en

[de moeder] , wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] , verweerster in hoger beroep, hierna: de moeder, advocaat: mr. M.V. Scheffer te Utrecht.

Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:

  • de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] , en

  • de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .

In de procedure heeft een adviserende taak: de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam, hierna: de raad.

1 De zaak in het kort

1.1 De zaak gaat over het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna: de kinderen) en de omgangsregeling tussen de vader en hen.

1.2 De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een eindbeschikking van 9 oktober 2024 (hierna: de bestreden beschikking) voor zover van belang het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de moeder belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen. Daarnaast is in het kader van een omgangsregeling bepaald dat de vader en de kinderen eenmaal per twee weken op zondag van 14.00 uur tot 16.00 uur op een openbare plek omgang hebben, in aanwezigheid van de moeder. De vader is het met beide beslissingen niet eens. Hij wil dat het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en om haar met het gezag over de kinderen te belasten wordt afgewezen. Daarnaast wil hij een opbouwende omgangsregeling. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking op deze punten.

2 De procedure in hoger beroep

2.1 De vader is op 4 januari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2 De moeder heeft op 6 maart 2025 een verweerschrift ingediend.

2.3 Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:

  • een bericht van de zijde van de vader van 11 maart 2025 met bijlage, en

  • een bericht van de zijde van de vader van 1 juli 2025 met bijlagen.

2.4 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben ieder afzonderlijk in een brief laten weten wat zij van de zaak vinden. De voorzitter heeft de inhoud van deze brieven ter zitting zakelijk weergegeven.

2.5 De zitting heeft op 4 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en door R.A. Caicedo Larrea, een tolk in de Spaanse taal,

  • de moeder, bijgestaan door mr. C.D.L. Jansen, advocaat te Utrecht (waarnemend voor mr. Scheffer), en

  • de raad, vertegenwoordigd door F. Dekkers.

2.6 Mr. Jansen heeft ter zitting in hoger beroep bezwaar gemaakt tegen overlegging van het bericht van de zijde van de vader van 1 juli 2025 met bijlagen, omdat de stukken volgens haar te laat zijn ingediend en zij de stukken niet goed met de moeder heeft kunnen bespreken omdat de moeder met vakantie was. Het hof zal acht slaan op de stukken, omdat de stukken betrekking hebben op het gezag en de omgang, en het hof het in het belang van de kinderen acht zo volledig mogelijk en conform de actuele stand van zaken geïnformeerd te worden. De goede procesorde verzet zich tegen het buiten beschouwing laten van de stukken. Het hof heeft mr. Jansen en de moeder aangeboden de zitting te schorsen zodat zij de stukken met elkaar konden bespreken, maar zij hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

3 De feiten

3.1 De vader en de moeder zijn de ouders van:

  • [minderjarige 1] , geboren [in] 2011 te [plaats C] ;

  • [minderjarige 2] , geboren [in] 2015 te [plaats C] .

De ouders hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie in 2018 is beëindigd.

3.2 De kinderen verblijven sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder.

3.3 De ouders oefenden tot de bestreden beschikking het gezamenlijk gezag uit over de kinderen.

3.4 Bij tussenbeschikking van de rechtbank van 18 juni 2024 is, voor zover hier van belang, een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders vastgesteld waarbij:

  • de vader de kinderen met ingang van de datum van de beschikking om de week op zondag ziet van 12.00 uur tot 16.00 uur op een openbare plek in aanwezigheid van de moeder,

  • en de omgang, vanaf het moment dat blijkt dat de vader geen drugs gebruikt, plaats dient te vinden als volgt:

Daarnaast is vastgesteld dat partijen tijdens de mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat de moeder de vader één keer per maand zal informeren over de schoolgang van de kinderen, medische en andere belangrijke zaken ten aanzien van de kinderen. De behandeling van de verzoeken met betrekking tot het gezag, de definitieve zorgregeling, de dwangsom en de kinderbijdrage zijn aangehouden tot de nader te bepalen mondelinge behandeling.

4 De omvang van het hoger beroep

4.1 De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de moeder belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen. Daarnaast is in het kader van een omgangsregeling bepaald dat de vader en de kinderen eenmaal per twee weken op zondag van 14.00 uur tot 16.00 uur op een openbare plek omgang hebben, in aanwezigheid van de moeder.

4.2 De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van:

  • de beslissing over het gezag;

  • de vastgestelde omgangsregeling.

Ook verzoekt hij het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en de moeder te belasten met het gezag over de kinderen af te wijzen. Daarnaast verzoekt hij primair een verdeling van de zorg- en opvoedtaken vast te stellen, waarbij de huidige regeling van eenmaal per twee weken twee uur onder toezicht op zondag langzaam uitgebreid zal worden naar een regeling waarbij de kinderen (zonder toezicht) een weekend per veertien dagen op zaterdag en zondag bij de vader verblijven in [plaats C] zonder overnachting (gedurende de eerste periode van vier maanden), een weekend per twee maanden bij de vader in [plaats A] verblijven met overnachting van vrijdagavond tot zondagavond (gedurende de tweede periode van vier maanden) en (uiteindelijk) gedurende de helft van de schoolvakanties bij de vader verblijven (gedurende de derde periode van vier maanden), althans een regeling zoals het hof in goede justitie meent te behoren. Subsidiair verzoekt hij een omgangsregeling tussen de kinderen en hem vast te stellen zoals vermeld onder het primaire verzoek, althans een regeling zoals het hof in goede justitie meent te behoren.

4.3 De moeder verzoekt (naar het hof begrijpt) de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep, althans te bepalen dat de door de vader aangevoerde grieven niet kunnen leiden tot vernietiging of wijziging van de bestreden beschikking.

5 De motivering van de beslissing

Gezag

Het wettelijk kader

5.1 Uit artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

De standpunten

5.2 De vader betwist dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Hij meent dat het niet in het belang van de kinderen is dat de moeder voortaan alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over hen. Gezamenlijk gezag is het uitgangspunt en de ouders hebben daar ook lange tijd invulling aan gegeven. Er is niet voldaan aan de criteria om te komen tot een wijziging van het gezag. Er is geen risico dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en evenmin is wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk. De vader herkent zich niet het beeld dat de moeder van hem heeft geschetst. Hij heeft geen geweld gebruikt, heeft contact met de kinderen onderhouden en betrokkenheid getoond. Bovendien heeft hij nooit zijn gezag misbruikt of gezagsbeslissingen in de weg gestaan of tegengewerkt. De vader heeft hulp gezocht voor zijn verslavingsproblematiek en is terug naar Nederland gekomen om dichter bij de kinderen te kunnen zijn. De ouders communiceren weer met elkaar en de moeder werkt mee aan de omgangsregeling, die goed verloopt. De vader heeft regelmatig contact met de kinderen en is dus op de hoogte van de ontwikkelingen rondom de kinderen. Ook houdt de moeder de vader op de hoogte via WhatsApp. Hij is daardoor in staat om op een verantwoorde wijze beslissingen over de kinderen te nemen die aansluiten bij hun ontwikkeling(sfase).

5.3 De moeder is van mening dat de rechtbank haar terecht met het eenhoofdig gezag heeft belast. Zij stelt dat de verhuizing van de vader naar Spanje in 2021 een ingrijpende wijziging (van omstandigheden) was die de uitvoering van het gezamenlijk gezag beïnvloedde. De moeder betwist dat de ouders lange tijd invulling hebben gegeven aan het gezamenlijk gezag. Sinds de geboorte van de kinderen zorgt de moeder feitelijk in haar eentje voor hen en neemt zij alle (gezags)beslissingen. Gedurende de relatie van de ouders was de moeder de hoofdverzorgster van de kinderen. De vader was nauwelijks betrokken bij de opvoeding van de kinderen. Hij heeft zijn gezag misbruikt toen hij naar Spanje verhuisde zonder de moeder daarvan op de hoogte te stellen. Wanneer zij zaken moest regelen voor de kinderen, leidde dit telkens tot ruzie, en toestemming van de vader kwam vaak pas na weken of maanden. De moeder betwijfelt of de vader permanent in Nederland zal blijven. De verhuizing van de vader naar [plaats A] biedt (gelet op de lange reistijd) weinig praktische voordelen voor de kinderen. De moeder betwist dat de vader geen drugs meer gebruikt. De vader is onvoldoende op de hoogte van het leven van de kinderen, wat ook uit de omgangsregeling blijkt die hij heeft voorgesteld. De vader is dan ook niet in staat om op een verantwoorde wijze beslissingen over de kinderen te nemen die aansluiten bij hun ontwikkelingsfase.

5.4 De raad heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is. De twijfels die de moeder naar voren heeft gebracht zijn geen reden voor de raad om eenhoofdig gezag te adviseren. De ouders hebben geen hulpverlening gehad om de communicatie tussen hen te verbeteren. De vader woont duurzaam in Nederland en hij heeft niet eerder gezagsbeslissingen tegengewerkt, aldus de raad.

De beoordeling

5.5 Naar het oordeel van het hof is sprake van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n BW. Die wijziging van omstandigheden is erin gelegen dat de vader in 2021, althans voorjaar 2022 is verhuisd naar Spanje en de kinderen als gevolg daarvan veel minder zag en nauwelijks sprak totdat hij in september 2024 weer terugkeerde naar Nederland. Onder die omstandigheden is het in het belang van de kinderen dat opnieuw naar de gezagspositie van de ouders wordt gekeken en dat daarover een nieuwe beoordeling plaatsvindt.

5.6 Het hof stelt voorop dat het wettelijk uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen. In elk geval moeten zij in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt echter niet zonder meer mee dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is.

5.7 Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de omgangsregeling goed verloopt. De ouders hebben regelmatig goed contact met elkaar over de kinderen, ook tijdens de omgangsmomenten. Daarnaast is gebleken dat de kinderen en de vader elkaar, in aanwezigheid van de moeder, eenmaal in de twee weken op zondag zien. Onlangs heeft de vader twee keer omgang met de kinderen gehad waarbij zijn partner aanwezig en de moeder afwezig was. De moeder heeft daarover verklaard dat zij het prettig vindt als de partner van de vader aanwezig is bij de omgang, omdat zij dan het gevoel heeft dat zij het toezicht aan de partner van de vader overdraagt. Verder is gebleken dat de moeder de vader regelmatig informeert over de kinderen. Anders dan de moeder heeft gesteld, is het hof dan ook van oordeel dat de vader voldoende op de hoogte is van wat er in het leven van de kinderen speelt. De moeder heeft verder naar voren gebracht dat de vader gezagsbeslissingen in het verleden heeft vertraagd, maar ter zitting in hoger beroep is gebleken dat hij uiteindelijk wel zijn toestemming heeft gegeven. Daarnaast heeft de vader verklaard mee te willen denken bij (te nemen) gezagsbeslissingen en daartoe ook in staat te zijn. De vader woont inmiddels weer in Nederland en het hof heeft geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat hij hier nu niet zal blijven wonen. Gelet op al het voorgaande staat op dit moment niet vast dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Ook is niet gebleken dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof zal de bestreden beschikking op het punt van het gezag dan ook vernietigen en het inleidend verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten alsnog afwijzen.

Zorgregeling

Het wettelijk kader

5.8 De ouders hebben samen het gezag. Uit artikel 1:253a BW volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten – voor zover in deze zaak van belang – een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.

De standpunten

5.9 De vader acht een opbouwende zorgregeling in het belang van de kinderen. Hij stelt dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat hij de voorlopige omgangsregeling niet kon nakomen, omdat hij in Spanje verbleef en (ook financieel gezien) niet elke twee weken op zondag voor twee uur naar Nederland kon vliegen om zijn kinderen te zien. De vader ziet de kinderen sinds hij in Nederland woont eenmaal in de twee weken op zondag. Het contact verloopt prettig. Het is in het belang van de kinderen dat de vader een rol van betekenis in hun leven gaat spelen en hij is daartoe ook in staat. Voor de kinderen is van belang dat zij zich, door middel van regelmatig fysiek contact met hun vader, een nieuw beeld kunnen vormen van hem. De vader wil er voor hen zijn. Hij begrijpt dat het vertrouwen van de moeder weer moet groeien en dat dat tijd nodig heeft. Hij moet echter wel de kans krijgen om te kunnen laten zien dat hij een goede vader kan zijn voor de kinderen. Het is in het belang van de kinderen dat zij met beide ouders een hechte band hebben.

5.10 De moeder is van mening dat de rechtbank een passende definitieve omgangsregeling heeft vastgesteld. Zij kan zich niet vinden in het verzoek van de vader tot onbegeleide en gefaseerde uitgebreidere omgang. De door de vader verzochte omgangsregeling is niet in het belang van de kinderen. De vader is de voorlopige zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van de rechtbank van 18 juni 2024 niet nagekomen en ook de afgesproken drugstesten zijn niet afgenomen. Pas vanaf het moment dat blijkt dat de vader geen drugs gebruikt, zou de omgang zonder aanwezigheid van de moeder mogen plaatsvinden. De moeder heeft nog steeds onvoldoende vertrouwen erin dat de vader geen middelen gebruikt wanneer hij de kinderen bij zich heeft en vertrouwt hen dan ook niet alleen toe aan hem. Bovendien houdt de vader zich vaak niet aan de afgesproken tijden voor de omgang en betaalt zij regelmatig voor de activiteiten tijdens de omgang. De vader komt de minimale omgangsregeling wel na, maar de moeder heeft geen vertrouwen in de bestendigheid daarvan. De moeder vertrouwt er niet op dat de vader in Nederland blijft wonen.

5.11 De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de ouders het met elkaar zouden moeten hebben over uitbreiding van de omgang, eventueel met een derde erbij. De intentie is er bij de ouders om de omgang uit te breiden. De raad is van mening dat de ouders moeten kijken wat ze met elkaar kunnen regelen. Daar is het hof niet voor nodig.

De beoordeling

5.12 Het hof overweegt als volgt. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de moeder open staat voor een uitbreiding van de zorgregeling, maar dat zij wel van mening is dat de uitbreiding om de activiteiten van de kinderen heen gepland zou moeten worden. De vader heeft verklaard dat hij met iedere uitbreiding van de zorgregeling blij is. Met de ouders is tijdens de zitting in hoger beroep gesproken over een uitbreiding van de regeling, die inhoudt dat de vader eenmaal in de twee weken een dagdeel in het weekend omgang met de kinderen heeft op een openbare plek, in aanwezigheid van de moeder of de nieuwe partner van de vader. Beide ouders leken bereid te zijn hieraan uitvoering te geven. De vader woont inmiddels weer in Nederland en het hof heeft geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat hij hier nu niet zal blijven wonen. Verder heeft de moeder ter zitting desgevraagd verklaard niet te vrezen dat de vader drugs zal gebruiken tijdens de zorgregeling met de kinderen als die een paar uur duurt en ook de afgelopen periode geen aanwijzingen te hebben gehad dat de vader voorafgaand aan de zorgregeling met de kinderen drugs had gebruikt. De kinderen hebben aangegeven hun vader vaker te willen zien, maar niet te ver van hun eigen leefomgeving. Het hof acht de ter zitting besproken uitbreiding van de zorgregeling hierom in het belang van de kinderen en zal die dan ook vastleggen en daarbij bepalen dat dit dient plaats te vinden in de regio [plaats C] . Het hof acht een verdere uitbreiding van de zorgregeling, zoals door de vader verzocht, op dit moment niet in het belang van de kinderen en zal zijn verzoek in zoverre afwijzen. Het hof neemt daarbij in overweging dat de vader en de kinderen nog maar korte tijd een reguliere zorgregeling hebben die heel beperkt is. Als de in deze beschikking vastgestelde uitbreiding positief verloopt, en de kinderen eraan toe zijn, kunnen de ouders de omgang in onderling overleg in de toekomst natuurlijk altijd verder uitbreiden, bijvoorbeeld met een overnachting bij de vader in [plaats A] in de vakanties.

5.13 De moeder heeft in haar verweerschrift verder nog naar voren gebracht dat de vader de kinderen sinds de procedure in eerste aanleg vaak onaangekondigd belt, wat volgens haar onrust veroorzaakt bij haarzelf en de kinderen. Zij heeft daarom voorgesteld om een vast belmoment voor de kinderen met de vader in te plannen elke woensdag om 18.00 uur en op de zondag om 18.00 uur wanneer er, naar het hof begrijpt dat weekend, geen omgang tussen de kinderen en de vader plaatsvindt. De vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard akkoord te zijn met dat voorstel. Het hof begrijpt dat beide partijen verzoeken aldus te beslissen. Het hof zal deze afspraak dan ook opnemen in het dictum, nu het hof deze afspraak in het belang van de kinderen acht.

6 De beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking waarvan beroep voor wat betreft de daarbij gegeven beslissing met betrekking tot het ouderlijk gezag en de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:

wijst af het inleidend verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en het belasten van de moeder met het eenhoofdig gezag;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;

bepaalt een zorgregeling waarbij de vader eenmaal in de twee weken een dagdeel in het weekend omgang met de kinderen heeft op een openbare plek in de regio [plaats C] in aanwezigheid van de moeder of de nieuwe partner van de vader;

bepaalt dat er een vast belmoment geldt tussen de vader en de kinderen elke woensdag om 18.00 uur, en op de zondag om 18.00 uur in het weekend dat er geen omgang tussen de kinderen en de vader plaatsvindt;

verklaart de zorgregeling en belregeling uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.J. Alt-van Endt en mr. E.S. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 19 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.