Terug naar bibliotheek
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2025:1328 - Centrale Raad van Beroep - 10 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:CRVB:2025:132810 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

24/1403 BABW

Datum uitspraak: 10 september 2025

Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2024, 23/1295 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of het college de aanvraag van appellant voor een GPK voor een passagier terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. F.R.G. Keijzer, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 augustus 2025. Voor appellant is mr. Keijzer verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Mulder.

OVERWEGINGEN

Inleiding

  1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1. Bij besluit van 15 juli 2022, gehandhaafd bij besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant voor een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) voor een passagier afgewezen. Hieraan is ten grondslag gelegd dat uit de medische adviezen van de GGD van 12 juli 2022 en van 6 december 2022 blijkt dat appellant zich zonder hulp van een ander, met de gebruikelijke hulpmiddelen, redelijkerwijs niet over een langere afstand van 100 meter aaneengesloten kan voortbewegen. Appellant is echter niet van “deur tot deur” afhankelijk van de ondersteuning door een ander. Daarmee voldoet appellant niet aan de voorwaarden voor verstrekking van een GPK voor een passagier.

Uitspraak van de rechtbank

  1. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het standpunt van appellant

  1. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellant is het onderzoek onzorgvuldig geweest. Door een combinatie van beperkingen is sprake van een continue begeleidingsafhankelijkheid. Hij is niet in staat te wachten tot de bestuurder de auto heeft geparkeerd. Hij kan namelijk bij het wachten geen gebruik maken van een hulpmiddel, zoals een rollator of rolstoel, omdat dat niet past in de auto.

Het oordeel van de Raad

  1. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het college de aanvraag van appellant voor een GPK voor een passagier terecht heeft afgewezen. Het college heeft zich mogen baseren op de medische adviezen van de GGD. De arts van de GGD heeft met appellant gesproken, zijn loop- en beweegpatroon geobserveerd en heeft gericht lichamelijk onderzoek verricht. Verder heeft de arts kennis van het ziektepatroon en informatie van de behandelaars van appellant betrokken. De GGD-arts heeft in deze informatie geen medische grond gevonden dat continue begeleiding door anderen nodig is. In wat appellant heeft aangevoerd, ziet de Raad geen reden voor het oordeel dat de GGD onvoldoende acht heeft geslagen op de door appellant verstrekte informatie of dat de adviezen van de GGD anderszins niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Ook ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de GGD-arts. Appellant heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit afgeleid kan worden dat wél sprake is van een continue begeleidingsafhankelijkheid. De stelling van appellant dat een hulpmiddel niet in de auto past en hij dus niet kan wachten tot de bestuurder de auto elders heeft geparkeerd, slaagt reeds niet omdat appellant deze stelling niet heeft onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

4.2. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.

  1. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025.

(getekend) L.M. Tobé

(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Op grond van artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.

Op grond van artikel 1, eerste lid aanhef en onder b, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder.