ECLI:NL:CRVB:2025:1252 - Centrale Raad van Beroep - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
23/3114 PW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2023, 23/2472 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)
Datum uitspraak: 19 augustus 2025
Deze zaak gaat over een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van reparatie van een cv-ketel in de huurwoning van appellant. Aan de afwijzing van de aanvraag ligt ten grondslag dat de reparatiekosten niet noodzakelijk zijn. Appellant heeft aangevoerd dat de kosten wel noodzakelijk zijn, omdat hij vanwege zijn hoge huurschuld redelijkerwijs geen beroep kan doen op vergoeding van deze kosten door de verhuurder. De Raad volgt appellant hierin niet. De kosten die appellant moet maken voor de reparatie van zijn cv-ketel zijn geen kosten die in het individuele geval van appellant noodzakelijk zijn, omdat de kosten voor rekening van de verhuurder komen. Appellant krijgt dus geen gelijk.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.A.S. Maduro, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 27 mei 2025, gelijktijdig met de zaken 24/124 PW, 24/125 PW en 24/2321 PW. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Maduro. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R.C.F. de Vos. In de zaken 24/124 PW, 24/125 PW en 24/2321 PW wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. Appellant heeft de Franse nationaliteit en is begin 2017 vanuit Frankrijk naar Nederland verhuisd. Hij woonde in een huurwoning met een huur van € 1.600,- per maand, waarvan hij de woonlasten tot en met eind 2019 kon delen. Met ingang van 24 juli 2020 is aan appellant bijstand toegekend op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm van een alleenstaande.
1.2. Op 27 juli 2022 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de reparatiekosten van een cv-ketel voor een totaalbedrag van € 799,57.
1.3. Met een besluit van 7 november 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 14 februari 2023 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de kosten van de reparatie van de cv-ketel geen noodzakelijke kosten van bestaan zijn. De kosten zien niet op kosten die ten laste van appellant komen, omdat appellant woonruimte huurt en de kosten van de reparatie van de cv-ketel ten laste van de verhuurder komen. Dat appellant vanwege de huurachterstand geen beroep kan doen op een vergoeding door de verhuurder maakt dit niet anders. Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand vraagt voor rekening van de huurder komen en niet voor appellant, waarmee het voor appellant geen noodzakelijke kosten zijn.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de afwijzing van bijzondere bijstand voor de reparatiekosten van de cv-ketel in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk is, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW moet eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet worden beoordeeld of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2. Niet in geschil is dat de kosten van de cv-ketel zich voordoen. Tussen partijen is in geschil of deze kosten noodzakelijk zijn. Appellant heeft in dit verband aangevoerd dat het gaat om noodzakelijke kosten, omdat hij redelijkerwijs geen beroep kan doen op vergoeding van deze kosten door de verhuurder vanwege zijn hoge huurschuld. Onder deze omstandigheden had het college de kosten als bijzonder dienen aan te merken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.2.1. Vaststaat dat de reparatiekosten van de cv-ketel op grond van de huurovereenkomst geheel voor rekening van de verhuurder komen. De kosten die appellant moet maken voor de reparatie van zijn cv-ketel zijn daarmee geen kosten die in het individuele geval van appellant noodzakelijk zijn. Dat de verhuurder vanwege een hoge huurschuld de kosten niet betaalt, betekent niet dat de kosten voor appellant noodzakelijk zijn. De kosten komen immers voor rekening van de verhuurder en kunnen dus worden voorkomen door de verhuurder hierop aan te spreken. Aan de beoordeling of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden wordt dan niet meer toegekomen.
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de cv-ketel in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.H. Harbers, in tegenwoordigheid van B.F.C. Wiedenhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2025.
(getekend) D.H. Harbers
(getekend) B.F.C. Wiedenhof
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel
Artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.