Terug naar bibliotheek
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2025:1220 - Centrale Raad van Beroep - 5 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:CRVB:2025:12205 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

24/1319 PW-PV

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 april 2024, 23/3690 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[naam 1] en [naam 2] te [woonplaats] (appellanten)

het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade (college)

Datum uitspraak: 5 augustus 2025

Zitting heeft: A.M. Overbeeke

Griffier: M. Ramanand

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 augustus 2025. Namens appellanten is mr. B.J.J. Schins, advocaat, ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Ćurćić.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

  • bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een energiezuinige wasmachine en droger (witgoed). Met een besluit van 16 november 2023 (bestreden besluit) heeft het college de afwijzing gehandhaafd. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat het gaat om vervanging van een reguliere wasmachine en droger die niet kapot zijn. De kosten worden daarom wenselijk geacht maar zijn niet noodzakelijk.

Uitspraak van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat – overwogen dat niet in geschil is dat de kosten zich voordoen, maar wel of deze in het geval van appellanten noodzakelijk zijn. Een wasdroger wordt niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend: een was kan immers ook zonder droger drogen.[1] Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt op grond waarvan in dit specifieke geval de gevraagde kosten wel als noodzakelijke kosten aangemerkt moeten worden. De vervanging van de wasmachine kan ook niet als noodzakelijk worden gezien, maar slechts als wenselijk. De wasmachine is immers niet stuk. Appellanten hebben niet inzichtelijk gemaakt dat vervanging van de huidige wasmachine door een energiezuinigere variant noodzakelijk is. Dit alleen al maakt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft hier nog aan toegevoegd dat appellanten in 2022 en 2023 een energietoeslag van € 1.300,- en in de maanden november en december een energiecompensatie van twee keer € 190,- hebben ontvangen.

Appellanten hebben ook een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel, omdat volgens hen de gevolgen van het besluit om bijzondere bijstand voor de kosten van energiezuiniger witgoed af te wijzen onevenredig zijn. Daargelaten nog dat appellanten die gevolgen niet inzichtelijk hebben gemaakt is artikel 35, eerste lid, van de PW dwingendrechtelijk van aard. Er bestaat volgens de rechtbank daarom geen ruimte om te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel.

Het standpunt van appellanten

Appellanten zijn het met de aangevallen uitspraak niet eens. Appellanten voeren – samengevat – opnieuw aan dat zij aannemelijk hebben gemaakt dat het gaat om noodzakelijke kosten. Vervanging van de wasmachine en droger door een energiezuinigere variant is noodzakelijk om de hogere energiekosten te kunnen betalen. Appellanten dreigen anders onder het bestaansminimum te raken. Zij konden niet reserveren voor de aanschaf van nieuw witgoed. Het bestreden besluit is in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Het oordeel van de Raad

De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, hebben zij eerder in beroep ook aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. De Raad voegt daar nog aan toe dat de hoger beroepsgrond van appellanten dat zij niet konden reserveren voor de aanschaf van witgoed onbesproken kan blijven, nu de kosten waarvoor appellanten bijzondere bijstand hebben aangevraagd niet noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. Dit is vaste rechtspraak.[2]

Ten overvloede wijst de Raad appellanten nog op het volgende. Sinds kort is in de gemeente Kerkrade een witgoedregeling van kracht. Deze houdt in dat huishoudens die moeite hebben met hun energiebetalingen één oud, energie-intensief apparaat zoals een wasmachine of droger gratis kunnen laten vervangen door een nieuw, energiezuinig model. De regeling is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen met apparaten ouder dan 10 jaar en een energielabel van D of slechter hebben. Appellanten kunnen desgewenst een aanvraag indienen bij de gemeente Kerkrade voor een energiezuinig apparaat.

Conclusie en gevolgen

Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van energiezuinig witgoed in stand blijft.

Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding. Appellanten krijgen ook het griffierecht niet terug, omdat het hoger beroep niet slaagt.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer

(getekend) M. Ramanand (getekend) A.M. Overbeeke

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3302.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1881.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3302.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1881.