ECLI:NL:CRVB:2025:1218 - Centrale Raad van Beroep - 5 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
24/1304 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 april 2024, 23/3382 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade (college)
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
Zitting heeft: A.M. Overbeeke
Griffier: M. Ramanand
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 augustus 2025. Namens appellant is mr. B.J.J. Schins, advocaat, ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Ćurćić.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een energiezuinige wasmachine en droger (witgoed). Met een besluit van 2 november 2023 (bestreden besluit) heeft het college de afwijzing gehandhaafd. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat het gaat om vervanging van een reguliere wasmachine en droger die niet kapot zijn. De kosten worden daarom wenselijk geacht maar niet noodzakelijk.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat – overwogen dat niet in geschil is dat de kosten zich voordoen, maar wel of deze in het geval van appellant noodzakelijk zijn. Een wasdroger wordt niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend: een was kan immers ook zonder droger drogen.
Appellant heeft ook een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel, omdat volgens hem de gevolgen van het besluit om bijzondere bijstand voor de kosten van energiezuiniger witgoed af te wijzen onevenredig zijn. Daargelaten nog dat appellant de gevolgen niet inzichtelijk heeft gemaakt is artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW) dwingendrechtelijk van aard. Er bestaat volgens de rechtbank daarom geen ruimte om te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Het standpunt van appellant
Appellant is het met de aangevallen uitspraak niet eens. Appellant voert – samengevat – opnieuw aan dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat het gaat om noodzakelijke kosten. Vervanging van de wasmachine en droger door een energiezuinigere variant is noodzakelijk om de hogere energiekosten te kunnen betalen. Appellant dreigt anders onder het bestaansminimum te raken. Hij kon niet reserveren voor de aanschaf van nieuw witgoed. Het bestreden besluit is in strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Het oordeel van de Raad
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft hij eerder in beroep ook aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. De Raad voegt daar nog aan toe dat de hoger beroepsgrond van appellant dat hij niet kon reserveren voor de aanschaf van witgoed onbesproken kan blijven, nu de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd niet noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. Dit is vaste rechtspraak.
Ten overvloede wijst de Raad appellant nog op het volgende. Sinds kort is in de gemeente Kerkrade een witgoedregeling van kracht. Deze houdt in dat huishoudens die moeite hebben met hun energiebetalingen één oud, energie-intensief apparaat zoals een wasmachine of droger gratis kunnen laten vervangen door een nieuw, energiezuinig model. De regeling is bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen met apparaten ouder dan 10 jaar en een energielabel van D of slechter hebben. Appellant kan desgewenst een aanvraag indienen bij de gemeente Kerkrade voor een energiezuinig apparaat.
Conclusie en gevolgen
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van witgoed in stand blijft.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding. Appellant krijgt ook het griffierecht niet terug, omdat het hoger beroep niet slaagt.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Ramanand (getekend) A.M. Overbeeke
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3302.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1881.