Terug naar bibliotheek
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2025:1150 - Centrale Raad van Beroep - 22 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:CRVB:2025:115022 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

23/983 PW

Datum uitspraak: 22 juli 2025

Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 maart 2023, 22/2918 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)

Deze zaak gaat om een afgewezen aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een saneringskrediet. Met het college en de rechtbank is de Raad van oordeel dat de kosten een schuld betreffen, waarvoor in beginsel geen (bijzondere) bijstand wordt verleend. Appellant krijgt dus geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 juni 2025. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. Djordjevic.

OVERWEGINGEN

Inleiding

  1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1. Appellant ontvangt sinds 2017 in de gemeente Heerenveen bijstand naar de norm voor een alleenstaande op grond van de Participatiewet (PW).

1.2. In verband met schulden heeft het college in februari 2021 aan appellant een saneringskrediet verstrekt. Dit houdt in dat het college overeenkomstig de afspraken met de schuldeisers de schulden van appellant overneemt en dat appellant voor de periode van drie jaar elke maand een bedrag aflost door middel van een inhouding op zijn bijstand.

1.3. Appellant heeft op 23 maart 2022 bijzondere bijstand aangevraagd voor de resterende kosten van het saneringskrediet tot een bedrag van € 1.875,52.

1.4. Met een besluit van 13 juni 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 8 september 2022 (bestreden besluit), heeft het college die aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat weergegeven, ten grondslag dat de kosten van het saneringskrediet een schuld betreffen, waardoor appellant op grond van artikel 13, eerste lid, onder g, van de PW geen recht heeft op bijzondere bijstand. Hierbij heeft het college in aanmerking genomen dat appellant beschikt over middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, aangezien appellant een bijstandsuitkering ontvangt. Verder kan appellant in dit geval niet met succes een beroep doen op de Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Heerenveen (beleidsregels).

Uitspraak van de rechtbank

  1. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

  1. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

  1. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten saneringskrediet

4.1. Appellant heeft, samengevat weergegeven, aangevoerd dat het college voor de kosten van het saneringskrediet ten onrechte geen bijzondere bijstand heeft verleend. Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe is het volgende van belang.

4.1.1. De Raad is met het college en de rechtbank van oordeel dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd als schuld moeten worden aangemerkt. Met het saneringskrediet heeft het college immers de schulden van appellant overeenkomstig de afspraken met de schuldeisers overgenomen van appellant. In plaats van een schuld aan de schuldeisers heeft appellant nu een schuld aan het college die hij moet afbetalen. Dit betekent dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de PW aan bijstandsverlening in de weg staat, aangezien appellant beschikt(e) over de middelen om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.

4.1.2. Anders dan appellant aanvoert, kan appellant in dit kader niet met succes een beroep doen op artikel 33 van de beleidsregels. Die bepaling geeft de bevoegdheid voor het verstrekken van bijzondere bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW. Nu appellant, zoals blijkt uit 4.1.1, is uitgesloten van het recht op bijstand op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de PW, wordt aan de beoordeling van artikel 35 van de PW en artikel 47 van de beleidsregels niet toegekomen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de resterende kosten van het saneringskrediet in stand blijft.

  2. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2025.

(getekend) J.T.H. Zimmerman

(getekend) S. van Pelt

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke (wettelijke) regels

Participatiewet

Artikel 13. Uitsluiting van bijstand

  1. Geen recht op bijstand heeft degene die:

(…)

g. bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Heerenveen (geldig tot 1 januari 2025)

Artikel 33 Niet in de beleidsregels genoemde kosten Het college kan ook voor kosten die niet in deze beleidsregels genoemd worden, bijzondere bijstand verstrekken op grond van artikel 35 van de wet en deze beleidsregels.

Artikel 47 Hardheidsclausule Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.