ECLI:NL:CRVB:2024:1856 - Centrale Raad van Beroep - 30 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Datum uitspraak: 1 oktober 2024 21/2734 PW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 16 april 2021, 20/1084
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. J.W. Weehuizen, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
Het college heeft (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. Weehuizen een zienswijze ingediend.
Bij brief van 29 april 2024 heeft het college het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. Weehuizen verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft laten weten af te zien van het recht om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt het college veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het incidenteel hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- (1 punt voor het indienen van de schriftelijke zienswijze na incidenteel hoger beroep).
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2024.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen