Terug naar bibliotheek
College van Beroep voor het bedrijfsleven

ECLI:NL:CBB:2025:415 - College van Beroep voor het bedrijfsleven - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:CBB:2025:41512 augustus 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

uitspraak

zaaknummer: 23/220

en

(gemachtigden: mr. M.M. de Vries en mr. A.F.D. Weken)

met als derde partij

(gemachtigde: mr. M. van Egmond)

Procesverloop

Met het besluit van 31 augustus 2022 (primaire besluit) heeft de minister het verzoek van de Stichting om handhavend op te treden tegen Staatsbosbeheer afgewezen.

Met het besluit van 23 december 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.

De Stichting heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Staatsbosbeheer heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

De zitting was op 27 juni 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] en [naam 2] namens de Stichting, de gemachtigden van de minister en [naam 3] , en de gemachtigde van Staatsbosbeheer en [naam 4] .

Overwegingen

Inleiding

1.1 De Stichting heeft op 4 augustus 2022 de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verzocht om de watercondities te controleren en handhavend op te treden tegen Staatsbosbeheer, als houder van de konikpaarden en beheerder van de Oostvaardersplassen, omdat er voor konikpaarden in het gebied de Etalage in de Oostvaardersplassen een nijpende drinkwatersituatie is ontstaan doordat veel water is opgedroogd of vermengd met modder. De Stichting heeft op 11 augustus 2022 aan haar verzoek toegevoegd dat het probleem met het drinkwater ook geldt voor het gebied Oostvaardersveld Noord in de Oostvaardersplassen en dat witte reigers het water vervuilen met hun uitwerpselen.

1.2 Naar aanleiding van het handhavingsverzoek heeft een toezichthouder van de NVWA op 10 en 23 augustus 2022 het water in de betreffende gebieden geïnspecteerd. Deze toezichthouder heeft, kort samengevat, met betrekking tot de Etalage onder meer geconstateerd dat de paarden op enkele plekken direct toegang hadden tot drinkwater zonder eerst door de modder te moeten stappen, dat het water helder was, dat de bodem zichtbaar was en dat er kikkervisjes in het water te zien waren. Met betrekking tot het Oostvaardersveld Noord heeft de toezichthouder, kort samengevat, onder meer vastgesteld dat voetsporen van paarden in de modder te zien waren en dat, vanaf waar het water begon, het water helder was en de grond zichtbaar. In de beide gebieden was er minder water dan normaal, maar wel voldoende voor het daar aanwezige aantal paarden. Deze bevindingen zijn op schrift gesteld en geïllustreerd met foto’s van de betreffende gebieden. De minister heeft op basis van deze bevindingen in het primaire besluit geconcludeerd dat de paarden toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit als bedoeld in artikel 1.7, onder f, van het Besluit houders van dieren. De minister zag daarom geen reden om tot de door de Stichting gevraagde handhaving over te gaan. In het bestreden besluit is de minister bij dat standpunt gebleven. De minister heeft daarbij de in bezwaar beschreven resultaten van een onderzoek naar watermonsters die de Stichting op 6 september 2020 heeft genomen – waaruit zou blijken dat zware metalen en/of blauwalg in het water aanwezig zou zijn – niet betrokken. De minister wijst erop dat de Stichting de resultaten van dat onderzoek niet heeft willen overleggen, zodat het standpunt dat het water vervuild zou zijn niet is onderbouwd en dat overigens de reikwijdte van een handhavingsverzoek niet meer kan worden uitgebreid nadat het primaire besluit is genomen.

1.3 Sinds oktober 2022 bevinden zich geen konikpaarden meer in de Etalage en het Oostvaardersveld Noord. In de Etalage staan nu runderen van een pachter met wie voor de komende twaalf jaar een contract is afgesloten en het Oostvaardersveld Noord staat sinds oktober 2022 leeg. Staatsbosbeheer heeft toegelicht dat in dit gebied eerst de grote klis zal moeten worden aangepakt voordat het eventueel weer kan worden begraasd en dat dat op korte termijn niet aan de orde is. De Stichting onderschrijft dat de grote klis in Oostvaardersveld Noord het gebied ongeschikt maakt voor begrazing, maar maakt zich zorgen over eventuele begrazing door paarden in de toekomst in de betreffende gebieden en of er dan wel voldoende water van passende kwaliteit aanwezig zal zijn.

Beoordeling College

2.1 Het College moet eerst – ambtshalve – beoordelen of de Stichting belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Dat is naar het oordeel van het College niet het geval. Het College zal daarom het beroep van de Stichting niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat het College niet inhoudelijk zal oordelen over de beslissing van de minister om het handhavingsverzoek van de Stichting af te wijzen. Wat de Stichting over de hoeveelheid en de kwaliteit van het water in de Etalage en op het Oostvaardersveld Noord heeft aangevoerd, bespreekt het College dus niet. De procedure is hiermee beëindigd. Het College zal hierna toelichten waarom het van oordeel is dat de Stichting geen procesbelang heeft.

2.2 Voor de vraag of er procesbelang bestaat, is van belang wat de Stichting met haar beroep nastreeft. Het doel van het beroep moet daadwerkelijk te bereiken zijn en het resultaat moet een feitelijke betekenis hebben en niet alleen een hypothetische. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een al verstreken periode, tenzij sprake is van een onderbouwd verzoek om schadevergoeding of als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn bij toekomstige besluiten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 14 januari 2025, ECLI:NL:CBB:2025:3, onder 6.1).

2.3 Vaststaat dat er geen paarden meer grazen in de Etalage en op het Oostvaardersveld Noord en niet bestreden is dat het ook niet de verwachting is dat dit (op korte termijn) weer gaat gebeuren. Voor zover het doel van de Stichting met haar beroep is dat Staatsbosbeheer alsnog wordt gelast het water te controleren en over te hevelen, zodat de konikpaarden toegang hebben tot voldoende geschikt water, is dat doel niet te bereiken. De paarden zijn namelijk weg. Voor zover het doel van de Stichting is om een oordeel van het College te verkrijgen over de drinkwatersituatie in de zomer van 2022, ook met het oog op mogelijke toekomstige drinkwaterproblemen voor de konikpaarden, geeft dat geen procesbelang omdat het op dit moment onzeker is of, en zo ja, wanneer er weer paarden van Staatsbosbeheer zullen grazen in de gebieden. Voor het geval er in de toekomst weer paarden zullen grazen in de betreffende gebieden en de Stichting dan meent dat er onvoldoende geschikt water is voor de paarden, staat het de Stichting op dat moment vrij om de minister te verzoeken handhavend op te treden, waarna de minister de situatie op dat moment zal dienen te beoordelen. Een verzoek tot schadevergoeding, tenslotte, is in deze procedure niet aan de orde. De conclusie moet dan ook zijn dat er geen grond is voor het aannemen van een procesbelang.

Slotsom

3 Het beroep is niet-ontvankelijk.

4 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, mr. M.L. Noort en mr. A. van Gijzen, in aanwezigheid van mr. N.A. van Opbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.

w.g. M. van Duuren w.g. N.A. van Opbergen