Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk XI. Strafbepalingen
Artikel 181

Artikel 181

Laatste versie

1. Indien een bij of krachtens deze wet als overtreding strafbaar gesteld feit wordt begaan door een bij de ontdekking van het feit onbekend gebleven bestuurder van een motorrijtuig, kunnen de op het feit gestelde straffen worden opgelegd aan de eigenaar of houder van dat motorrijtuig voor zover deze niet reeds naast de bestuurder voor dat feit aansprakelijk is.

2. Het eerste lid geldt bij een strafbeschikking niet, indien de eigenaar of houder:

a. voor het uitvaardigen van de strafbeschikking de naam en het volledige adres van de bestuurder bekend heeft gemaakt, b. niet heeft kunnen vaststellen wie de bestuurder was en hem daarvan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

3. Het eerste lid geldt bij berechting niet, indien de eigenaar of houder:

  1. binnen twee weken na daartoe door een der in artikel 159 bedoelde personen in de gelegenheid te zijn gesteld dan wel bij het instellen van verzet tegen een strafbeschikking, de naam en het volledige adres van de bestuurder heeft bekend gemaakt;
  2. uiterlijk op de dag vóór die der terechtzitting, schriftelijk en onder vermelding van de zaak en de dag der terechtzitting, de naam en het volledige adres van de bestuurder aan het openbaar ministerie bekend maakt;
  3. tijdens de terechtzitting, dadelijk na de ondervraging, bedoeld in artikel 273, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, de naam en het volledige adres van de bestuurder bekend maakt;
  4. niet heeft kunnen vaststellen wie de bestuurder was en hem daarvan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

4. Op straffe van nietigheid wijst de dagvaarding op het derde lid, onderdelen b en c. De strafbeschikking wijst de verdachte op de mogelijkheid bij het instellen van verzet gegevens te verstrekken die tot toepassing van het derde lid, onderdeel a of d, kunnen leiden.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad16x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC8791

ECLI:NL:HR:2008:BC879113 juni 2008Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtArbeidsrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:69

ECLI:NL:HR:2013:6925 juni 2013Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AT3568

ECLI:NL:HR:2005:AT356812 april 2005Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2193

ECLI:NL:HR:2018:219327 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BT2517

ECLI:NL:HR:2011:BT25176 december 2011Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:838

ECLI:NL:HR:2017:8389 mei 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BJ3677

ECLI:NL:HR:2009:BJ367713 oktober 2009Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC9414

ECLI:NL:HR:2008:BC941415 april 2008Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2008:BF0799

ECLI:NL:HR:2008:BF079916 september 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:397

ECLI:NL:HR:2020:39710 maart 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak