Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 19/03928 H Datum 10 maart 2020

ARREST

op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 30 juli 2019, nummer 96/090176- 19, ingediend door W.A.J.A. Welten, advocaat te Breda,

namens

[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, hierna: de aanvrager.

1 De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, heeft de aanvrager ter zake van 1 primair “overtreding van het bepaalde in artikel 62 jo. bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990” veroordeeld tot een geldboete van € 770,-, subsidiair 15 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

2 De aanvraag tot herziening

2.1 De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.2 De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager op grond van art. 181, derde lid, onder b, WVW 1994 tijdig de naam en de volledige adresgegevens van de bestuurder van de op zijn naam staande auto ten tijde van de snelheidsovertredingen bekend heeft gemaakt, maar dat die bekendmaking de kantonrechter bij de behandeling van de zaak niet bekend was.

3 De conclusie van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, met (voor zover nodig) een bevel tot opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak en met verwijzing van de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat deze op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

4 Beoordeling van de aanvraag

4.1 Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.

4.2 Op de door de advocaat-generaal in zijn conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

5 Beslissing

De Hoge Raad:

  • verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
  • beveelt, voor zover nodig, de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de kantonrechter;
  • verwijst de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2020.