Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 4. Algemene regels en specifieke aanwijzingen
Afdeling 4.2. Algemene regels en aanwijzingen van het Rijk
Artikel 4.3

Artikel 4.3

Laatste versie

1. Indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister of van Onze Minister die het aangaat in overeenstemming met Onze Minister, regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, van provinciale inpassingsplannen en van omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, alsmede omtrent de inhoud van beheersverordeningen. Daarbij kan worden bepaald dat een regel slechts geldt voor een daarbij aangegeven gedeelte van het land. Bij de maatregel kan voorts worden bepaald onder welke voorwaarden en omstandigheden bij provinciale verordening van de krachtens dit lid gestelde regels ontheffing kan worden verleend, die regels in die verordening worden uitgewerkt of in die verordening aanvullende regels worden gesteld. Bij de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van de regels wordt overeenkomstige toepassing gegeven aan de krachtens artikel 4.1, vierde lid, gestelde regels.

2. Tenzij bij de algemene maatregel van bestuur een andere termijn wordt gesteld, stelt de gemeenteraad binnen een jaar na inwerkingtreding van de maatregel een bestemmingsplan of een beheersverordening vast met inachtneming van de maatregel.

3. Bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het eerste lid kunnen regels worden gesteld die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat in de maatregel begrepen gronden of bouwwerken minder geschikt worden voor de verwezenlijking van het doel van de maatregel zolang geen bestemmingsplan of beheersverordening als bedoeld in het tweede lid in werking is getreden. Bij de algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met inachtneming waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij die maatregel aan te geven krachtens dit lid gestelde regels.

4. Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister, kan verklaren dat een algemene maatregel van bestuur wordt voorbereid. Artikel 3.7, tweede, derde, vierde en zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing. In de verklaring kan Onze Minister of Onze Minister wie het aangaat in overeenstemming met Onze Minister bepalen dat Onze Minister, in voorkomend geval gezamenlijk met Onze Minister wie het aangaat, beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b of g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het besluit vervalt bij de inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur doch uiterlijk na negen maanden. Bij de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van het voorbereidingsbesluit wordt overeenkomstige toepassing gegeven aan de krachtens artikel 3.7, achtste lid, gestelde regels.

5. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen een bij die bekendmaking te stellen termijn van ten minste vier weken schriftelijk of langs elektronische weg opmerkingen over het ontwerp ter kennis van Onze Minister te brengen.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:1446 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 26 februari 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:144626 februari 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1838 - Raad van State - 30 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:183830 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:381 - Raad van State - 30 januari 2024

ECLI:NL:RVS:2024:38130 januari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:132 - Raad van State - 16 januari 2024

ECLI:NL:RVS:2024:13216 januari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2024:3310 - Rechtbank Gelderland - 30 mei 2024

ECLI:NL:RBGEL:2024:331030 mei 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:3196 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 16 mei 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:319616 mei 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:2371 - Rechtbank Overijssel - 1 mei 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:23711 mei 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2024:1603 - Raad van State - 16 april 2024

ECLI:NL:RVS:2024:160316 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:2093 - Rechtbank Limburg - 6 maart 2025

ECLI:NL:RBLIM:2025:20936 maart 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2024:2712 - Rechtbank Noord-Nederland - 18 juli 2024

ECLI:NL:RBNNE:2024:271218 juli 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak