Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 2. Maatschappelijke ondersteuning
§ 1. Opdracht gemeente
Artikel 2.1.4

Artikel 2.1.4

Laatste versie

1. Bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd is voor het gebruik van een algemene voorziening.

2. Bij verordening kan de hoogte van de bijdrage voor het gebruik van een algemene voorziening worden vastgesteld. Bij die verordening kan de hoogte van de bijdrage per soort voorziening verschillen of kan een korting worden bepaald per in de verordening omschreven categorie van cliënten.

3. In afwijking van het tweede lid worden bij verordening algemene voorzieningen aangewezen, waaronder in ieder geval die voorzieningen ter compensatie van beperkingen in de participatie of zelfredzaamheid waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan tussen degenen aan wie een voorziening wordt verstrekt en de betrokken hulpverlener. De hoogte van de bijdrage voor het gebruik van een of meerdere van die aangewezen voorzieningen tezamen bedraagt, onverminderd artikel 2.1.4a, vierde lid, € 19,– per 1 januari 2025 € 21,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt en diens echtgenoot tezamen.

4. Onverminderd het eerste lid en in afwijking van het derde lid kan bij verordening worden bepaald dat de hoogte van de bijdrage, bedoeld in dat lid:

a. op een lager bedrag wordt vastgesteld; b. wordt verlaagd tot nihil voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van cliënten, indien het inkomen over een bij algemene maatregel van bestuur aan te geven tijdsperiode van de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt en diens echtgenoot tezamen niet meer bedraagt dan een bij verordening vastgesteld bedrag.

5. Voor het gebruik van de algemene voorziening cliëntondersteuning is geen bijdrage verschuldigd.

6. De bijdrage, bedoeld in het tweede lid, gaat de kostprijs van de voorziening niet te boven. Bij verordening wordt bepaald op welke wijze de kostprijs wordt berekend.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:7288 - Rechtbank Limburg - 16 oktober 2024

ECLI:NL:RBLIM:2024:728816 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:7289 - Rechtbank Limburg - 16 oktober 2024

ECLI:NL:RBLIM:2024:728916 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:743 - Centrale Raad van Beroep - 16 april 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:74316 april 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:4527 - Rechtbank Overijssel - 22 augustus 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:452722 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:5154 - Rechtbank Limburg - 30 juli 2024

ECLI:NL:RBLIM:2024:515430 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:6308 - Rechtbank Den Haag - 21 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:630821 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:1940 - Rechtbank Overijssel - 1 april 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:19401 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:5706 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 27 maart 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:570627 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:918 - Rechtbank Overijssel - 20 februari 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:91820 februari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:381 - Rechtbank Limburg - 23 januari 2024

ECLI:NL:RBLIM:2024:38123 januari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak