Artikel 6:3:10 (Vervangende jeugddetentie bij niet-uitvoering taakstraf)
1. Indien de tot een taakstraf veroordeelde niet aanvangt met de taakstraf, geen medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit of het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht, wordt vervangende jeugddetentie of hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard. Het openbaar ministerie geeft hiervan kennis aan de veroordeelde en de raad voor de kinderbescherming.
2. Indien een gedeelte van de te verrichten taakstraf is voldaan, vermindert de duur van de vervangende jeugddetentie naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende jeugddetentie zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.
3. Indien de veroordeelde bij aanvang van de tenuitvoerlegging de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, kan de vervangende jeugddetentie worden ten uitvoer gelegd als vervangende hechtenis, indien het vonnis dit bepaalt.
4. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk aan de veroordeelde betekend. De kennisgeving behelst het aantal uren taakstraf dat naar het oordeel van het openbaar ministerie is verricht, alsmede het aantal dagen vervangende jeugddetentie.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de tot een taakstraf veroordeelde niet aanvangt met de taakstraf, geen medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit of het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht, wordt vervangende jeugddetentie of hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard. Het openbaar ministerie geeft hiervan kennis aan de veroordeelde en de raad voor de kinderbescherming.
Dit lid stelt dat als de persoon die tot een taakstraf is veroordeeld, niet begint met de taakstraf, niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit, of als het openbaar ministerie meent dat de veroordeelde de taakstraf niet goed uitvoert of heeft uitgevoerd, dan wordt vervangende jeugddetentie of hechtenis toegepast. Dit gebeurt niet als uitzonderlijke omstandigheden, die zijn ontstaan na het opleggen van de taakstraf, zouden resulteren in een onbillijkheid van zwaarwegende aard. Het openbaar ministerie informeert de veroordeelde en de raad voor de kinderbescherming hierover.
2. Indien een gedeelte van de te verrichten taakstraf is voldaan, vermindert de duur van de vervangende jeugddetentie naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende jeugddetentie zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.
Dit lid bepaalt dat als een deel van de te verrichten taakstraf al is voldaan, de duur van de vervangende jeugddetentie naar evenredigheid wordt verminderd. Als deze vermindering tot gevolg heeft dat voor een gedeelte van een dag vervangende jeugddetentie zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.
3. Indien de veroordeelde bij aanvang van de tenuitvoerlegging de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, kan de vervangende jeugddetentie worden ten uitvoer gelegd als vervangende hechtenis, indien het vonnis dit bepaalt.
Dit lid geeft aan dat als de veroordeelde bij aanvang van de tenuitvoerlegging de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien het vonnis dit bepaalt.
4. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk aan de veroordeelde betekend. De kennisgeving behelst het aantal uren taakstraf dat naar het oordeel van het openbaar ministerie is verricht, alsmede het aantal dagen vervangende jeugddetentie.
Dit lid schrijft voor dat de kennisgeving, zoals bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan de veroordeelde wordt betekend. Deze kennisgeving behelst het aantal uren taakstraf dat naar het oordeel van het openbaar ministerie is verricht, alsmede het aantal dagen vervangende jeugddetentie.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBZWB:2025:6859 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 oktober 2025
ECLI:NL:PHR:2025:995 - Conclusie AG: Overschrijding redelijke termijn jeugdstrafzaak leidt nooit tot afwijzing ontvankelijkheid OM - 16 september 2025
De P-G adviseert de uitspraak van het hof te vernietigen. Volgens vaste rechtspraak kan een (extreme) overschrijding van de redelijke termijn, ook in een jeugdstrafzaak, nimmer leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het hof heeft dus een onjuiste rechtsopvatting toegepast.