Terug naar bibliotheek
Vijfde Boek. Internationale en Europese strafrechtelijke samenwerking
Titel 4. Europees onderzoeksbevel
Tweede afdeling. Uitvoering van een Europees onderzoeksbevel
Artikel 5.4.4. (Weigeringsgronden)

Artikel 5.4.4. (Weigeringsgronden) (Weigeringsgronden Europees onderzoeksbevel)

Laatste versie

1. De erkenning of uitvoering van een Europees onderzoeksbevel wordt geweigerd, wanneer na overleg met de uitvaardigende staat en nadat indien nodig de uitvaardigende autoriteit is verzocht om onverwijld aanvullende gegevens te verstrekken, moet worden vastgesteld dat:

a. de uitvoering van het bevel onverenigbaar is met een krachtens Nederlands recht geldend voorrecht of immuniteit, waaronder mede wordt verstaan een verschoningsrecht, danwel onverenigbaar is met regels ter vaststelling en beperking van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media; b. door de uitvoering van het bevel wezenlijke belangen van nationale veiligheid worden geschaad of de bron van informatie in gevaar wordt gebracht dan wel het bevel strekt tot verstrekking van gegevens van inlichtingendiensten die als geclassificeerd zijn aangemerkt; c. het bevel is uitgevaardigd in een procedure als bedoeld in artikel 5.4.1, tweede lid, en de verlangde bevoegdheid naar Nederlands recht in een vergelijkbare binnenlandse zaak niet zou worden toegestaan; d. uitvoering van het bevel zou strekken tot het verlenen van medewerking aan een vervolging of berechting die een schending zou opleveren van het beginsel van ne bis in idem; e. het bevel betrekking heeft op een strafbaar feit dat buiten het grondgebied van de uitvaardigende staat is gepleegd en geheel of gedeeltelijk op het Nederlandse grondgebied is gepleegd, en dat naar Nederlands recht niet strafbaar is; f. er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de uitvoering van het bevel niet verenigbaar zou zijn met de verplichtingen die overeenkomstig artikel 6 VEU en het Handvest op Nederland als uitvoerende staat rusten.

2. De uitvoering van het bevel wordt tevens geweigerd, indien:

a. het feit waarvoor het bevel is uitgevaardigd naar Nederlands recht niet strafbaar is, tenzij het een strafbaar feit betreft vermeld in bijlage D bij richtlijn 2014/41 (richtlijn)/EU dat in de uitvaardigende staat wordt bedreigd met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar; b. de toepassing van de in het bevel aangegeven bevoegdheid naar Nederlands recht is beperkt tot een lijst of categorie strafbare feiten of tot feiten die bedreigd worden met een straf van tenminste een bepaalde hoogte, waartoe het strafbaar feit waarop het bevel betrekking heeft niet behoort.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op een bevel dat strekt tot toepassing van de bevoegdheden omschreven in artikel 5.4.7, derde lid.

4. Indien het bevel een strafbaar feit betreft in verband met belastingen of heffingen, douane en deviezen, wordt de erkenning of uitvoering niet geweigerd op grond van het feit dat het Nederlandse recht niet voorziet in dezelfde soort belasting of heffing, danwel niet dezelfde soort regeling inzake belastingen, heffingen, douane en deviezen kent als het recht van de uitvaardigende staat.

5. Indien een Nederlandse autoriteit bevoegd is tot het opheffen van een voorrecht of immuniteit, wordt die autoriteit in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde geval zo spoedig mogelijk door de officier van justitie om opheffing verzocht.

6. Van de weigering van erkenning en uitvoering stelt de officier van justitie de uitvaardigende autoriteit onmiddellijk in kennis, op een wijze die schriftelijke vastlegging mogelijk maakt.

Uitleg in duidelijke taal

1. De erkenning of uitvoering van een Europees onderzoeksbevel wordt geweigerd, wanneer na overleg met de uitvaardigende staat en nadat indien nodig de uitvaardigende autoriteit is verzocht om onverwijld aanvullende gegevens te verstrekken, moet worden vastgesteld dat:

Dit betekent dat de Nederlandse autoriteiten de erkenning of uitvoering van een Europees onderzoeksbevel zullen weigeren. Dit gebeurt pas nadat er overleg heeft plaatsgevonden met de staat die het bevel heeft uitgevaardigd. Ook moet, indien dat nodig is, de autoriteit die het bevel heeft uitgevaardigd, zijn verzocht om direct (onverwijld) extra (aanvullende) gegevens te geven. De weigering vindt plaats als na deze stappen wordt vastgesteld dat een van de hieronder genoemde situaties (a tot en met f) van toepassing is.

a. de uitvoering van het bevel onverenigbaar is met een krachtens Nederlands recht geldend voorrecht of immuniteit, waaronder mede wordt verstaan een verschoningsrecht, danwel onverenigbaar is met regels ter vaststelling en beperking van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media;

Dit houdt in dat weigering plaatsvindt indien de uitvoering van het bevel in strijd is met een voorrecht of immuniteit die volgens het Nederlandse recht geldt. Hieronder valt ook een verschoningsrecht (het recht om te weigeren een getuigenis af te leggen). Weigering vindt eveneens plaats als de uitvoering onverenigbaar is met regels die de strafrechtelijke aansprakelijkheid vaststellen en beperken met betrekking tot de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media.

b. door de uitvoering van het bevel wezenlijke belangen van nationale veiligheid worden geschaad of de bron van informatie in gevaar wordt gebracht danwel het bevel strekt tot verstrekking van gegevens van inlichtingendiensten die als geclassificeerd zijn aangemerkt;

Dit betekent dat wordt geweigerd als door het uitvoeren van het bevel belangrijke (wezenlijke) belangen van de nationale veiligheid schade oplopen, of als de bron van bepaalde informatie in gevaar komt. Weigering gebeurt ook als het bevel bedoeld is (strekt tot) om gegevens te verkrijgen van inlichtingendiensten die als geheim (geclassificeerd) zijn bestempeld (aangemerkt).

c. het bevel is uitgevaardigd in een procedure als bedoeld in artikel 5.4.1, tweede lid, en de verlangde bevoegdheid naar Nederlands recht in een vergelijkbare binnenlandse zaak niet zou worden toegestaan;

Dit houdt in dat weigering plaatsvindt als het bevel is afgegeven (uitgevaardigd) in een procedure zoals omschreven in artikel 5.4.1, tweede lid, én als de gevraagde (verlangde) bevoegdheid volgens het Nederlandse recht in een soortgelijke (vergelijkbare) nationale (binnenlandse) zaak niet zou zijn toegestaan.

d. uitvoering van het bevel zou strekken tot het verlenen van medewerking aan een vervolging of berechting die een schending zou opleveren van het beginsel van ne bis in idem;

Dit betekent dat wordt geweigerd als de uitvoering van het bevel ertoe zou leiden dat medewerking wordt verleend aan een vervolging of rechtszaak (berechting) die een schending zou vormen van het ne bis in idem-beginsel (het beginsel dat niemand tweemaal voor hetzelfde feit mag worden berecht).

e. het bevel betrekking heeft op een strafbaar feit dat buiten het grondgebied van de uitvaardigende staat is gepleegd en geheel of gedeeltelijk op het Nederlandse grondgebied is gepleegd, en dat naar Nederlands recht niet strafbaar is;

Dit houdt in dat weigering plaatsvindt als het bevel gaat over een strafbaar feit dat buiten het territorium (grondgebied) van de uitvaardigende staat is begaan (gepleegd), en geheel of voor een deel op Nederlands grondgebied is begaan, en dit feit volgens het Nederlandse recht niet strafbaar is.

f. er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de uitvoering van het bevel niet verenigbaar zou zijn met de verplichtingen die overeenkomstig artikel 6 VEU en het Handvest op Nederland als uitvoerende staat rusten.

Dit betekent dat wordt geweigerd als er goede (gegronde) redenen zijn om te veronderstellen (aan te nemen) dat het uitvoeren van het bevel niet in overeenstemming (verenigbaar) zou zijn met de verplichtingen die voor Nederland als uitvoerende staat gelden op basis van (overeenkomstig) artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

2. De uitvoering van het bevel wordt tevens geweigerd, indien:

Dit betekent dat de uitvoering van het bevel ook (tevens) wordt geweigerd in de volgende gevallen:

a. het feit waarvoor het bevel is uitgevaardigd naar Nederlands recht niet strafbaar is, tenzij het een strafbaar feit betreft vermeld in bijlage D bij richtlijn 2014/41 (richtlijn)/EU dat in de uitvaardigende staat wordt bedreigd met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaar;

Dit houdt in dat weigering plaatsvindt als het feit waarvoor het bevel is afgegeven (uitgevaardigd) volgens Nederlands recht niet strafbaar is. Een uitzondering hierop is als het gaat om een strafbaar feit dat genoemd wordt in bijlage D van Richtlijn 2014/41/EU. Voorwaarde is dan wel dat dit feit in de uitvaardigende staat bestraft kan worden (bedreigd wordt) met een gevangenisstraf (vrijheidsstraf) of een maatregel die vrijheid ontneemt (tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel) met een maximum van minimaal (ten minste) drie jaar.

b. de toepassing van de in het bevel aangegeven bevoegdheid naar Nederlands recht is beperkt tot een lijst of categorie strafbare feiten of tot feiten die bedreigd worden met een straf van tenminste een bepaalde hoogte, waartoe het strafbaar feit waarop het bevel betrekking heeft niet behoort.

Dit betekent dat wordt geweigerd als de toepassing van de bevoegdheid die in het bevel wordt genoemd, volgens Nederlands recht gelimiteerd (beperkt) is tot een specifieke lijst of groep (categorie) strafbare feiten, of tot feiten waarop een straf staat van minimaal een bepaalde zwaarte (hoogte). Weigering vindt plaats als het strafbare feit waar het bevel over gaat, niet tot deze lijst, categorie of zwaarte behoort.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op een bevel dat strekt tot toepassing van de bevoegdheden omschreven in artikel 5.4.7, derde lid.

Dit betekent dat de weigeringsgronden genoemd in het tweede lid (dus punt 2.a en 2.b hierboven) niet gelden (niet van toepassing zijn) voor een bevel dat bedoeld is (strekt tot) om de bevoegdheden toe te passen die zijn beschreven (omschreven) in artikel 5.4.7, derde lid.

4. Indien het bevel een strafbaar feit betreft in verband met belastingen of heffingen, douane en deviezen, wordt de erkenning of uitvoering niet geweigerd op grond van het feit dat het Nederlandse recht niet voorziet in dezelfde soort belasting of heffing, danwel niet dezelfde soort regeling inzake belastingen, heffingen, douane en deviezen kent als het recht van de uitvaardigende staat.

Dit betekent dat als het bevel gaat over een strafbaar feit dat te maken heeft met (in verband met) belastingen, heffingen, douane of de handel in buitenlandse valuta (deviezen), de erkenning of uitvoering niet mag worden geweigerd alleen omdat (op grond van het feit dat) het Nederlandse recht geen identieke (dezelfde soort) belasting of heffing heeft, of geen identieke regeling kent voor belastingen, heffingen, douane en deviezen zoals die in de uitvaardigende staat bestaat.

5. Indien een Nederlandse autoriteit bevoegd is tot het opheffen van een voorrecht of immuniteit, wordt die autoriteit in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde geval zo spoedig mogelijk door de officier van justitie om opheffing verzocht.

Dit betekent dat als een Nederlandse instantie (autoriteit) de bevoegdheid heeft om een voorrecht of immuniteit op te heffen (zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel a), de officier van justitie deze autoriteit zo snel mogelijk (zo spoedig mogelijk) moet vragen (verzoeken) om die opheffing te doen.

6. Van de weigering van erkenning en uitvoering stelt de officier van justitie de uitvaardigende autoriteit onmiddellijk in kennis, op een wijze die schriftelijke vastlegging mogelijk maakt.

Dit betekent dat als de erkenning en uitvoering worden geweigerd, de officier van justitie de autoriteit die het bevel heeft uitgevaardigd (de uitvaardigende autoriteit) hierover direct (onmiddellijk) moet informeren (in kennis stelt). Deze kennisgeving moet gebeuren op een manier (wijze) die het mogelijk maakt om dit schriftelijk vast te leggen.