Terug naar bibliotheek
Vijfde Boek. Internationale en Europese strafrechtelijke samenwerking
Titel 1. Internationale rechtshulp in strafzaken
Eerste afdeling. Verzoeken om internationale rechtshulp in strafzaken
Artikel 5.1.1. (verzoeken om rechtshulp)

Artikel 5.1.1. (verzoeken om rechtshulp) (Definitie en reikwijdte internationale rechtshulpverzoeken)

Laatste versie

1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op verzoeken om rechtshulp in het kader van de opsporing, vervolging, berechting van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen aan de autoriteiten van een vreemde staat en op verzoeken door autoriteiten van een vreemde staat dienaangaande aan Nederland, voor zover in de afdoening niet is voorzien in het bepaalde bij of krachtens andere wetten.

2. Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken van daartoe bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, verzoeken ter bepaling van de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, het toezenden van documenten, dossiers of stukken, of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.

3. Een verzoek om rechtshulp kan tevens worden gericht aan een internationaal gerecht. Een verzoek om rechtshulp van een internationaal gerecht kan worden uitgevoerd indien zulks voortvloeit uit een verdrag of ander volkenrechtelijk instrument, en daartoe geen bijzondere wettelijke regeling is getroffen. De bepalingen van deze Titel zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inwilliging en uitvoering van verzoeken om rechtshulp.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op verzoeken om rechtshulp in het kader van de opsporing, vervolging, berechting van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen aan de autoriteiten van een vreemde staat en op verzoeken door autoriteiten van een vreemde staat dienaangaande aan Nederland, voor zover in de afdoening niet is voorzien in het bepaalde bij of krachtens andere wetten.

Dit betekent dat de regels (bepalingen) in deze titel (dit deel van de wet) gelden voor (van toepassing zijn op) verzoeken om rechtshulp die worden gedaan aan autoriteiten van een vreemde staat, en voor verzoeken die autoriteiten van een vreemde staat dienaangaande (over deze zaken) aan Nederland doen. Dit alles gebeurt in het kader van de opsporing, vervolging, berechting van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Deze bepalingen zijn alleen van toepassing voor zover de afhandeling (afdoening) van dergelijke verzoeken niet al geregeld is (niet is voorzien in het bepaalde) door of op basis van (bij of krachtens) andere wetten.

2. Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken van daartoe bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, verzoeken ter bepaling van de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, het toezenden van documenten, dossiers of stukken, of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.

Dit lid specificeert wat onder verzoeken om rechtshulp wordt verstaan (aangemerkt). Het gaat om verzoeken van autoriteiten die daartoe bevoegd zijn van de ene staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat. Deze verzoeken kunnen zijn voor:

  • het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan;
  • het vaststellen (ter bepaling van) of er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • het toezenden van documenten, dossiers of stukken;
  • het geven van inlichtingen;
  • het betekenen (officieel overhandigen) of uitreiken van stukken;
  • of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.

3. Een verzoek om rechtshulp kan tevens worden gericht aan een internationaal gerecht. Een verzoek om rechtshulp van een internationaal gerecht kan worden uitgevoerd indien zulks voortvloeit uit een verdrag of ander volkenrechtelijk instrument, en daartoe geen bijzondere wettelijke regeling is getroffen. De bepalingen van deze Titel zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat een verzoek om rechtshulp ook (tevens) gericht kan worden aan een internationaal gerecht. Verder kan een verzoek om rechtshulp dat afkomstig is van een internationaal gerecht, worden uitgevoerd als dit voortvloeit uit een verdrag of een ander volkenrechtelijk instrument (een regel van internationaal recht). Een voorwaarde hiervoor is dat er geen bijzondere wettelijke regeling voor de uitvoering van zo'n verzoek is getroffen. De bepalingen van deze Titel (deze afdeling van de wet) zijn dan op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) geldig.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inwilliging en uitvoering van verzoeken om rechtshulp.

Dit lid bepaalt dat er door middel van (bij) een algemene maatregel van bestuur, of op basis daarvan (krachtens), nadere regels kunnen worden vastgesteld. Deze nadere regels hebben betrekking op het inwilligen (toestaan) en het uitvoeren van verzoeken om rechtshulp.