Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IVA. Bijzondere bevoegdheden tot opsporing
Vierde afdeling. Stelselmatige inwinning van informatie
Artikel 126j

Artikel 126j (Bevel stelselmatige informatie-inwinning opsporingsambtenaar)

Laatste versie

1. In geval van verdenking van een misdrijf kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte.

2. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd.

3. Het bevel tot het inwinnen van informatie is schriftelijk en vermeldt:

a. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte; b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld; c. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en d. de geldigheidsduur van het bevel.

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de eisen van bekwaamheid waaraan de opsporingsambtenaar moet voldoen. Voorts worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgeoefend.

5. Een bevel als bedoeld in het eerste lid kan ook worden gegeven aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat, die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

6. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. In geval van verdenking van een misdrijf kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142, zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte.

Dit betekent dat wanneer er een verdenking van een misdrijf bestaat, de officier van justitie in het belang van het onderzoek een bevel kan geven. Dit bevel houdt in dat een opsporingsambtenaar, zoals omschreven in de artikelen 141, onderdelen b, c en d, en 142, stelselmatig informatie inwint over de verdachte. Het is hierbij cruciaal dat de opsporingsambtenaar dit doet zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar.

2. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur kan telkens voor een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd.

Dit lid stelt dat het bevel wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur van dit bevel kan vervolgens telkens met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd.

3. Het bevel tot het inwinnen van informatie is schriftelijk en vermeldt:

Dit lid specificeert dat het bevel tot het inwinnen van informatie schriftelijk moet zijn en de hieronder volgende gegevens moet vermelden:

a. het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte;

Het bevel moet het misdrijf aanduiden. Als de naam van de verdachte bekend is, moet deze worden genoemd; anders moet een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte worden opgenomen.

b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;

Het bevel moet de feiten of omstandigheden beschrijven die aantonen dat aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, is vervuld.

c. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en

Het bevel moet aangeven de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven.

d. de geldigheidsduur van het bevel.

Het bevel moet de geldigheidsduur van het bevel vermelden.

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de eisen van bekwaamheid waaraan de opsporingsambtenaar moet voldoen. Voorts worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgeoefend.

Dit lid bepaalt dat er bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld betreffende de eisen van bekwaamheid waaraan de opsporingsambtenaar moet voldoen. Bovendien worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de wijze waarop de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgeoefend.

5. Een bevel als bedoeld in het eerste lid kan ook worden gegeven aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat, die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid stelt dat een bevel als bedoeld in het eerste lid ook kan worden gegeven aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat. Voorwaarde is dat deze persoon voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. Het tweede en derde lid zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing.

6. Artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid verklaart dat artikel 126g, zesde tot en met achtste lid, van overeenkomstige toepassing is.