Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemene bepalingen
Titel VIII A. Bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jongvolwassenen
Artikel 77e

Artikel 77e (Afdoening jeugdstrafzaken via projectdeelname)

Laatste versie

1. De opsporingsambtenaar die daartoe door de officier van justitie is aangewezen, kan na verkregen toestemming door de officier van justitie aan de verdachte voorstellen dat deze deelneemt aan een project. De deelneming strekt tot voorkoming van toezending van het opgemaakte proces-verbaal aan de officier van justitie. Bij algemene maatregel van bestuur worden de strafbare feiten aangewezen die op deze wijze kunnen worden afgedaan.

2. Bij een voorstel als bedoeld in het eerste lid, deelt de opsporingsambtenaar de verdachte mede dat hij niet verplicht is aan het project deel te nemen en licht hem in over de mogelijke gevolgen van niet-deelneming. Het voorstel, de mededeling en de inlichtingen over de mogelijke gevolgen worden daarbij de verdachte tevens schriftelijk ter hand gesteld.

3. De officier van justitie geeft algemene aanwijzingen omtrent de wijze van afdoening ingevolge het eerste lid. Deze aanwijzingen betreffen in ieder geval:

a. de projecten en de categorieën van strafbare feiten die, gelet op de aard van deze projecten, in aanmerking komen voor deze wijze van afdoening; b. de duur van de deelneming, afhankelijk van de aard van het strafbare feit en het project en c. de wijze waarop de toestemming van de officier van justitie kan worden verkregen.

4. De duur van de deelneming is ten hoogste twintig uren.

5. Indien de opsporingsambtenaar, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de verdachte naar behoren aan een project heeft deelgenomen, stelt hij de officier van justitie en de verdachte hiervan schriftelijk in kennis. Daarmee vervalt het recht tot strafvordering, behalve indien een bevel wordt gegeven als bedoeld in artikel 12i van het Wetboek van Strafvordering. In dat geval houdt de rechter, indien hij een straf oplegt, rekening met de voltooide deelneming.

Uitleg in duidelijke taal

1. De opsporingsambtenaar die daartoe door de officier van justitie is aangewezen, kan na verkregen toestemming door de officier van justitie aan de verdachte voorstellen dat deze deelneemt aan een project. De deelneming strekt tot voorkoming van toezending van het opgemaakte proces-verbaal aan de officier van justitie. Bij algemene maatregel van bestuur worden de strafbare feiten aangewezen die op deze wijze kunnen worden afgedaan.

Dit betekent dat een opsporingsambtenaar, die hiervoor specifiek is aangewezen door de officier van justitie, een voorstel mag doen aan de verdachte om deel te nemen aan een project. Dit voorstel mag de opsporingsambtenaar pas doen nadat hij daarvoor toestemming heeft gekregen van de officier van justitie. Het doel van deze deelname aan het project is om te voorkomen dat het proces-verbaal, dat over de zaak is opgemaakt, naar de officier van justitie wordt gestuurd. In een algemene maatregel van bestuur wordt vastgelegd welke strafbare feiten op deze manier afgehandeld (afgedaan) kunnen worden.

2. Bij een voorstel als bedoeld in het eerste lid, deelt de opsporingsambtenaar de verdachte mede dat hij niet verplicht is aan het project deel te nemen en licht hem in over de mogelijke gevolgen van niet-deelneming. Het voorstel, de mededeling en de inlichtingen over de mogelijke gevolgen worden daarbij de verdachte tevens schriftelijk ter hand gesteld.

Dit betekent dat wanneer de opsporingsambtenaar een voorstel doet zoals beschreven in het eerste lid, hij de verdachte moet vertellen dat deelname aan het project niet verplicht is. Ook moet de opsporingsambtenaar de verdachte informeren over wat de mogelijke gevolgen zijn als hij niet deelneemt. Zowel het voorstel zelf, de mededeling dat deelname niet verplicht is, als de informatie over de mogelijke gevolgen moeten ook schriftelijk aan de verdachte worden gegeven.

3. De officier van justitie geeft algemene aanwijzingen omtrent de wijze van afdoening ingevolge het eerste lid. Deze aanwijzingen betreffen in ieder geval:

Dit betekent dat de officier van justitie algemene instructies geeft over hoe de afhandeling van zaken volgens het eerste lid moet plaatsvinden. Deze instructies moeten in ieder geval de volgende punten behandelen:

a. de projecten en de categorieën van strafbare feiten die, gelet op de aard van deze projecten, in aanmerking komen voor deze wijze van afdoening;

Dit houdt in dat de aanwijzingen specificeren welke projecten en welke soorten strafbare feiten geschikt zijn voor deze manier van afhandeling, rekening houdend met de aard van de projecten.

b. de duur van de deelneming, afhankelijk van de aard van het strafbare feit en het project en

Dit betekent dat de aanwijzingen de duur van de deelname aan het project moeten vaststellen, waarbij deze duur afhangt van de ernst van het strafbare feit en de inhoud van het project.

c. de wijze waarop de toestemming van de officier van justitie kan worden verkregen.

Dit houdt in dat de aanwijzingen beschrijven hoe de opsporingsambtenaar de benodigde toestemming van de officier van justitie kan krijgen.

4. De duur van de deelneming is ten hoogste twintig uren.

Dit betekent dat de deelname aan een project maximaal twintig uren mag duren.

5. Indien de opsporingsambtenaar, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de verdachte naar behoren aan een project heeft deelgenomen, stelt hij de officier van justitie en de verdachte hiervan schriftelijk in kennis. Daarmee vervalt het recht tot strafvordering, behalve indien een bevel wordt gegeven als bedoeld in artikel 12i van het Wetboek van Strafvordering. In dat geval houdt de rechter, indien hij een straf oplegt, rekening met de voltooide deelneming.

Dit betekent dat als de opsporingsambtenaar (zoals genoemd in het eerste lid) vindt dat de verdachte op een goede manier aan het project heeft deelgenomen, hij dit schriftelijk laat weten aan de officier van justitie en aan de verdachte. Door deze kennisgeving vervalt het recht om de verdachte strafrechtelijk te vervolgen (strafvordering). Een uitzondering hierop is als er een bevel wordt gegeven zoals beschreven in artikel 12i van het Wetboek van Strafvordering. Mocht er in dat uitzonderlijke geval toch een rechtszaak volgen en de rechter legt een straf op, dan moet de rechter rekening houden met het feit dat de verdachte het project al heeft voltooid.