Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel XIV. Seksuele misdrijven
Artikel 254

Artikel 254 (Strafverzwarende omstandigheden seksuele misdrijven)

Laatste versie

1. De op het misdrijf gestelde gevangenisstraf kan met drie jaren worden verhoogd in de onder a tot en met e omschreven gevallen:

a. indien een in de artikelen 240 tot en met 253 omschreven feit wordt begaan door twee of meer verenigde personen; of b. in geval van de artikelen 240 tot en met 243:

1°. indien het feit wordt begaan in de hoedanigheid van ambtenaar, waarmee wordt gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent, jegens een persoon die aan het gezag van de schuldige is onderworpen of aan de waakzaamheid van de schuldige is toevertrouwd; of 2°. indien de schuldige werkzaam is in een penitentiaire inrichting, een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden en of een instelling voor gezondheidszorg of maatschappelijke zorg en het feit wordt begaan jegens een persoon die aan het gezag van de schuldige is onderworpen of aan de waakzaamheid van de schuldige is toevertrouwd die in die inrichting of instelling is opgenomen of wordt behandeld; of 3°. indien de schuldige werkzaam is in de gezondheidszorg of de maatschappelijke zorg en het feit wordt begaan jegens een persoon die zich voor hulp of zorg tot de schuldige heeft gewend; of

c. indien van het begaan van één in de artikelen 245 tot en met 253a omschreven feiten een beroep of gewoonte wordt gemaakt; of d. indien een in de artikelen 247 tot en met 250 en 251 tot en met 253 omschreven feit wordt begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a of b, omschreven omstandigheden; of e. indien een in de artikelen 247 tot en met 250 omschreven feit wordt begaan met een kind dat zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

2. De op het misdrijf gestelde gevangenisstraf kan met drie jaren worden verhoogd indien één van de in de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 omschreven misdrijven zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.

3. Indien één van de in de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 omschreven misdrijven de dood tot gevolg heeft, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.

Uitleg in duidelijke taal

1. De op het misdrijf gestelde gevangenisstraf kan met drie jaren worden verhoogd in de onder a tot en met e omschreven gevallen:

Dit betekent dat de gevangenisstraf die voor het betreffende misdrijf is vastgesteld, met drie jaar kan worden verhoogd in de specifieke situaties die hieronder onder punten a tot en met e zijn beschreven.

a. indien een in de artikelen 240 tot en met 253 omschreven feit wordt begaan door twee of meer verenigde personen; of

Dit is van toepassing indien een feit dat omschreven is in de artikelen 240 tot en met 253, wordt gepleegd door twee of meer personen die daarbij samenwerken (verenigde personen).

b. in geval van de artikelen 240 tot en met 243:

Dit geldt specifiek voor de misdrijven omschreven in de artikelen 240 tot en met 243, in de volgende gevallen:

1°. indien het feit wordt begaan in de hoedanigheid van ambtenaar, waarmee wordt gelijkgesteld een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die in Nederland op door het volkenrecht toegelaten wijze zijn bediening uitoefent, jegens een persoon die aan het gezag van de schuldige is onderworpen of aan de waakzaamheid van de schuldige is toevertrouwd; of

Dit is van toepassing als het feit wordt gepleegd door iemand in de functie (hoedanigheid) van ambtenaar. Met een ambtenaar wordt hier gelijkgesteld: een persoon die werkzaam is in de openbare dienst van een buitenlandse staat en die in Nederland zijn functie uitoefent op een wijze die volgens het internationaal recht (volkenrecht) is toegestaan. Het misdrijf moet dan zijn begaan jegens een persoon die onder het gezag van de dader (de schuldige) valt of aan de zorg (waakzaamheid) van de dader is toevertrouwd.

2°. indien de schuldige werkzaam is in een penitentiaire inrichting, een inrichting voor verpleging van ter beschikking gesteld en of een instelling voor gezondheidszorg of maatschappelijke zorg en het feit wordt begaan jegens een persoon die aan het gezag van de schuldige is onderworpen of aan de waakzaamheid van de schuldige is toevertrouwd die in die inrichting of instelling is opgenomen of wordt behandeld; of

Dit is van toepassing als de dader (de schuldige) werkzaam is in een penitentiaire inrichting (gevangenis), een inrichting bestemd voor de verpleging van [iemand/iets] dat ter beschikking is gesteld, en of een instelling voor gezondheidszorg of maatschappelijke zorg. Het feit moet dan zijn begaan jegens een persoon die onder het gezag van de dader valt of aan de zorg (waakzaamheid) van de dader is toevertrouwd, en die in die inrichting of instelling is opgenomen of wordt behandeld.

3°. indien de schuldige werkzaam is in de gezondheidszorg of de maatschappelijke zorg en het feit wordt begaan jegens een persoon die zich voor hulp of zorg tot de schuldige heeft gewend; of

Dit is van toepassing als de dader (de schuldige) werkzaam is in de gezondheidszorg of de maatschappelijke zorg en het feit wordt begaan jegens een persoon die zich voor hulp of zorg tot de dader heeft gericht (gewend).

c. indien van het begaan van één in de artikelen 245 tot en met 253a omschreven feiten een beroep of gewoonte wordt gemaakt; of

Dit geldt indien het plegen van een van de feiten die omschreven zijn in de artikelen 245 tot en met 253a, uit beroep of uit gewoonte gebeurt.

d. indien een in de artikelen 247 tot en met 250 en 251 tot en met 253 omschreven feit wordt begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder a of b, omschreven omstandigheden; of

Dit is van toepassing indien een feit dat omschreven is in de artikelen 247 tot en met 250 en de artikelen 251 tot en met 253, wordt begaan onder de omstandigheden die beschreven zijn in artikel 245, eerste lid, onder a of b.

e. indien een in de artikelen 247 tot en met 250 omschreven feit wordt begaan met een kind dat zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

Dit geldt indien een feit dat omschreven is in de artikelen 247 tot en met 250, wordt begaan met een kind dat zichzelf aanbiedt (beschikbaar stelt) voor het verrichten van seksuele handelingen met een derde persoon in ruil voor betaling.

2. De op het misdrijf gestelde gevangenisstraf kan met drie jaren worden verhoogd indien één van de in de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 omschreven misdrijven zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.

De gevangenisstraf die voor het misdrijf is vastgesteld, kan met drie jaar worden verhoogd indien een van de misdrijven omschreven in de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250, zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt of indien daardoor levensgevaar voor een andere persoon te vrezen is (te duchten is).

3. Indien één van de in de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 omschreven misdrijven de dood tot gevolg heeft, wordt levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.

Indien een van de misdrijven omschreven in de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250, de dood tot gevolg heeft, wordt een levenslange gevangenisstraf, of een tijdelijke gevangenisstraf van maximaal dertig jaar, of een geldboete van de vijfde categorie opgelegd.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

5 uitspraken gevonden
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2025:895 - Parket bij de Hoge Raad - 26 augustus 2025

ECLI:NL:PHR:2025:89526 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5740 - Rechtbank Amsterdam - 22 juli 2025

ECLI:NL:RBAMS:2025:574022 juli 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16812 - Bewijs van bezit ontoegankelijke kinderpornobestanden binnen tenlastegelegde periode - 11 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1681211 september 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Rechtbank Den Haag oordeelt over het bewijs voor het bezit van kinderpornografie binnen de tenlastegelegde periode, specifiek bij onbenaderbaar geworden bestanden. De rechtbank concludeert op basis van de installatiedatum van een app en de onwaarschijnlijkheid van snelle verwijdering dat het bezit ook binnen de tenlastegelegde periode viel.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:8300 - Rechtbank Noord-Holland - 17 juli 2025

ECLI:NL:RBNHO:2025:830017 juli 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Penitentiair Strafrecht, Strafprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:12552 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1255214 juli 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht