Artikel 860 (Opheffing gerechtelijke bewaring)
1. Een gerechtelijke bewaring kan op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al of niet tegen zekerheidstelling, worden opgeheven door de voorzieningenrechter die de bewaring heeft bevolen of in het rechtsgebied van wiens rechtbank de zaken zich bevinden. De voorzieningenrechter bepaalt desverlangd aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.
2. Opheffing van het beslag waarin de gerechtelijke bewaring haar grond vindt, heeft van rechtswege tevens opheffing van de bewaring tot gevolg. De bewaarder is verplicht tot afgifte van de zaak aan de beslagene.
3. Opheffing van de bewaring doet niet af aan de rechten van de bewaarder tot het tijdstip van de afgifte.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een gerechtelijke bewaring kan op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al of niet tegen zekerheidstelling, worden opgeheven door de voorzieningenrechter die de bewaring heeft bevolen of in het rechtsgebied van wiens rechtbank de zaken zich bevinden. De voorzieningenrechter bepaalt desverlangd aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.
Dit lid bepaalt dat een gerechtelijke bewaring kan worden beëindigd (opgeheven). Dit gebeurt op verzoek (vordering) van iedere persoon die daarbij een belang heeft (elke belanghebbende) via een versnelde procedure (kort geding). De opheffing kan plaatsvinden met of zonder dat een financiële garantie (zekerheidstelling) wordt gesteld. De beslissing tot opheffing wordt genomen door de voorzieningenrechter die de gerechtelijke bewaring oorspronkelijk heeft ingesteld (bevolen) of door de voorzieningenrechter in wiens geografische werkgebied (rechtsgebied van wiens rechtbank) de betreffende goederen (zaken) zich op dat moment bevinden. Indien een partij dit verzoekt (desverlangd), bepaalt de voorzieningenrechter tevens aan welke persoon de bewaarder (degene die de zaak onder zich heeft) de zaak moet overhandigen (dient af te geven).
2. Opheffing van het beslag waarin de gerechtelijke bewaring haar grond vindt, heeft van rechtswege tevens opheffing van de bewaring tot gevolg. De bewaarder is verplicht tot afgifte van de zaak aan de beslagene.
Dit lid stelt dat wanneer het beslag, dat de juridische basis (grond vindt) vormde voor de gerechtelijke bewaring, wordt opgeheven, dit automatisch (van rechtswege) ook leidt tot de opheffing van de gerechtelijke bewaring zelf. In een dergelijk geval is de persoon die de zaak in bewaring hield (de bewaarder) wettelijk verplicht om de zaak terug te geven (afgifte) aan de persoon op wiens goederen het beslag oorspronkelijk was gelegd (de beslagene).
3. Opheffing van de bewaring doet niet af aan de rechten van de bewaarder tot het tijdstip van de afgifte.
Dit lid verduidelijkt dat de beëindiging (opheffing) van de gerechtelijke bewaring geen invloed heeft op (doet niet af aan) de rechten die de bewaarder heeft verkregen of opgebouwd gedurende de periode van bewaring, tot aan het daadwerkelijke moment van teruggave (tijdstip van de afgifte) van de zaak. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het recht op vergoeding voor bewaarkosten.