Artikel 82
1. Het is een ieder verboden bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben dan wel in enigerlei vorm te bemiddelen ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden.
2. De in het eerste lid genoemde verboden zijn niet van toepassing op:
a. ondernemingen en instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, welke ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a, b, c of d, zijn geregistreerd; b. de Bank; c. de Lid-Staten, alsmede de regionale of locale overheden van de Lid-Staten; en d. internationaal publiekrechtelijke instellingen waarin of waaraan één of meer Lid-Staten deelnemen.
3. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden verleend van de in het eerste lid genoemde verboden, indien de belangen die deze wet beoogt te beschermen naar het oordeel van Onze minister anderszins voldoende worden beschermd. Aan een vrijstelling kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
4. De Bank kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verboden, indien de belangen die deze wet beoogt te beschermen naar haar oordeel anderszins voldoende worden beschermd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het verlenen van de ontheffing. Daarbij kunnen regels worden gesteld waaraan de houder van een ontheffing dient te voldoen. Aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:2892 - Hoge Raad's Overzichtsarrest: De Juridische Contouren van Oplichting Geschetst - 19 december 2016
De Hoge Raad geeft een uitgebreid kader voor het delict oplichting (art. 326 Sr). Het arrest verduidelijkt de oplichtingsmiddelen en stelt dat voor het vereiste causaal verband ('bewogen tot') de eigen zorgvuldigheid van het slachtoffer moet worden meegewogen in de beoordeling.
ECLI:NL:HR:2011:BQ5986 - Van Hees q.q./G. (Ponzifraude): ongerechtvaardigde verrijking en de Faillissementswet - 27 oktober 2011
Een verrijking door ontvangst van exorbitante rente uit een Ponzifraude is niet ongerechtvaardigd als deze berust op een rechtsgeldige overeenkomst. Het stelsel van de Faillissementswet, met name artikel 47 Fw, verzet zich ertegen dat de curator deze betalingen buiten de pauliana om kan aantasten.
ECLI:NL:HR:2006:AU8098 - Hoge Raad - 17 april 2006
ECLI:NL:HR:2007:BA8463 - Hoge Raad - 20 december 2007
ECLI:NL:HR:2011:BR2078 - Uitleg begrip 'aantrekken van gelden' in Wet toezicht kredietwezen - 26 september 2011
Voor het 'aantrekken van gelden' volgens art. 82 Wtk 1992 is het niet vereist dat de verdachte zelf over de gelden beschikt. Wervend optreden jegens het publiek, gericht op het verkrijgen van gelden door de verdachte zelf of door een derde, is al voldoende.