Artikel 75 (Kamers, reglementen en klachtenregeling Hoge Raad)
1. De Hoge Raad vormt, op voorstel van de president, een of meer meervoudige kamers en, voor de gevallen waarin de wet dat voorschrijft, een of meer enkelvoudige kamers en bepaalt de bezetting daarvan.
2. Bij de Hoge Raad worden zaken, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen, behandeld en beslist door vijf leden van een meervoudige kamer, van wie een als voorzitter optreedt.
3. De voorzitter van een meervoudige kamer kan bepalen dat een zaak die daarvoor naar zijn oordeel geschikt is, wordt behandeld en beslist door drie leden van die kamer. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden.
4. De Hoge Raad stelt, op voorstel van de president, een reglement van inwendige dienst vast. In dit reglement wordt de indeling in kamers vastgelegd.
5. Het reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
6. De Hoge Raad stelt een regeling vast voor de behandeling van klachten. Artikel 26, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De Hoge Raad vormt, op voorstel van de president, een of meer meervoudige kamers en, voor de gevallen waarin de wet dat voorschrijft, een of meer enkelvoudige kamers en bepaalt de bezetting daarvan.
Dit betekent dat de Hoge Raad, als de president dit voorstelt, één of meer kamers met meerdere rechters (meervoudige kamers) opricht. Ook richt de Hoge Raad, in situaties waarin de wet dit aangeeft (voor de gevallen waarin de wet dat voorschrijft), één of meer kamers met één rechter (enkelvoudige kamers) op. Verder bepaalt de Hoge Raad wie zitting nemen in deze kamers (de bezetting daarvan).
2. Bij de Hoge Raad worden zaken, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen, behandeld en beslist door vijf leden van een meervoudige kamer, van wie een als voorzitter optreedt.
Dit houdt in dat zaken bij de Hoge Raad in de regel worden behandeld en erover wordt beslist door vijf leden van een meervoudige kamer. Een van deze vijf leden treedt op als voorzitter. Dit geldt tenzij de wet uitzonderingen hierop bepaalt (behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen).
3. De voorzitter van een meervoudige kamer kan bepalen dat een zaak die daarvoor naar zijn oordeel geschikt is, wordt behandeld en beslist door drie leden van die kamer. Indien de zaak naar het oordeel van een van deze leden ongeschikt is voor behandeling en beslissing door drie leden, wordt de behandeling voortgezet door vijf leden.
Dit betekent dat de voorzitter van een meervoudige kamer mag beslissen dat een zaak, als hij vindt dat de zaak daarvoor geschikt is (naar zijn oordeel geschikt is), wordt behandeld en beslist door drie leden van die kamer. Als één van deze drie leden vindt dat de zaak niet geschikt is om door drie leden te worden behandeld en beslist, dan wordt de behandeling voortgezet door vijf leden.
4. De Hoge Raad stelt, op voorstel van de president, een reglement van inwendige dienst vast. In dit reglement wordt de indeling in kamers vastgelegd.
Dit houdt in dat de Hoge Raad, na een voorstel van de president, een reglement van inwendige dienst (regels voor de interne organisatie) vaststelt. In dit reglement wordt de verdeling van de Hoge Raad in verschillende kamers (de indeling in kamers) vastgelegd.
5. Het reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Dit betekent dat het reglement openbaar wordt gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
6. De Hoge Raad stelt een regeling vast voor de behandeling van klachten. Artikel 26, vierde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat de Hoge Raad een regeling opstelt voor hoe klachten worden behandeld. Artikel 26, het vierde tot en met zesde lid, geldt hierbij op een vergelijkbare manier (is van overeenkomstige toepassing).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2018:2397 - Wraking van reservist-raadsheren: een verruiming van het begrip 'behandelen'
De Hoge Raad oordeelt dat ook 'reservist'-raadsheren, die enkel deelnemen aan beraadslagingen ter bevordering van de rechtseenheid, gewraakt kunnen worden. Hun deelname is 'rechterlijke bemoeienis' (art. 512 Sv), maar levert op zichzelf geen grond voor (schijn van) partijdigheid op.
ECLI:NL:HR:2024:741 - Hoge Raad: Inrichting E-archief Rechtspraak voldoet niet aan privacyeisen AVG
De Hoge Raad oordeelt dat de inrichting van het E-archief van de Rechtspraak niet volledig voldoet aan de AVG. Met name de te brede toegang per rechtsgebied en het ontbreken van duidelijke autorisatiecriteria schenden de beginselen van dataminimalisatie, proportionaliteit en subsidiariteit.