Artikel 70 (Vorming en bezetting kamer voor kwekersrecht)
1. Het bestuur van het gerechtshof Den Haag vormt voor het behandelen en beslissen van zaken als bedoeld in artikel 78, derde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, een meervoudige kamer onder de benaming van kamer voor het kwekersrecht. Het bestuur bepaalt de bezetting van deze kamer.
2. De kamer voor het kwekersrecht bestaat uit drie rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en twee personen, niet zijnde rechterlijk ambtenaar, als deskundige leden. Op de deskundige leden zijn de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 tot en met 13g van overeenkomstige toepassing. Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren op deze leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit, zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bestuur van het gerechtshof Den Haag vormt voor het behandelen en beslissen van zaken als bedoeld in artikel 78, derde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, een meervoudige kamer onder de benaming van kamer voor het kwekersrecht. Het bestuur bepaalt de bezetting van deze kamer.
Dit lid bepaalt dat het bestuur van het gerechtshof Den Haag de taak heeft een meervoudige kamer op te richten. Deze kamer krijgt de naam kamer voor het kwekersrecht en is specifiek bedoeld voor het behandelen en beslissen van zaken zoals omschreven in artikel 78, derde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005. Hetzelfde bestuur bepaalt ook de bezetting van deze kamer.
2. De kamer voor het kwekersrecht bestaat uit drie rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en twee personen, niet zijnde rechterlijk ambtenaar, als deskundige leden. Op de deskundige leden zijn de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 tot en met 13g van overeenkomstige toepassing. Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren op deze leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit, zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.
- het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;
- zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht;
- en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid uitoefent die is bedoeld in artikel 44, zesde lid.